Nic schreef: ↑16 okt 2019, 19:21
De Amsterdamse school heeft het over Bijbelse theologie.
Dat is theologie die zich voedt met de bijbelse verhalen.
De ontstaansgeschiedenis van de verhalen is interessant met allerlei lagen en schrijvers,
maar het gaat om het eindproduct dat ons beschikbaar is.
Het gaat hierbij om zeer strikt de verhalen te lezen.
Hierbij is kennis van buiten bijbelse bronnen interessant, maar die doen uiteindelijk niet mee.
Het OT en NT is dus relevant en de rest wel interessant maar niet waar de Amsterdamse school zich hoofdzakelijk mee bezighoudt.
Ik heb hier een aantal zinnen geplakt uit geposte items:
“geweldige toename aan kleuren in de theologie”
Met de bijbel kun je volgens de Amsterdamse school niet alle kanten op.
Maar het gaat wel om de geschiedenis van alle mensen (Miskotte: de kern ziet wijd of pars pro toto: dit gedeelte staat voor het geheel.
Breukelman: In Israël speelt de echte geschiedenis van deze wereld zich af.
“De meeste bekende Bijbelverhalen bevatten veel dieptepsychologische symboliek”
Hiermee overvraag je m.i. de bijbel. Die kennis was er gewoonweg niet. Staat het echt in de verhalen of wordt het er ingelegd.
Ik heb geschreven: "Dat wil zeggen dat onbewuste processen hebben meegespeeld als inspiratiebron bij de schrijvers." Dus geen (bewuste) kennis, maar onbewuste processen. Normaliter aanschouw jij in je dromen ook het een en ander aan dieptepsychologische symboliek. Deze wordt voorgebracht door het collectief onbewuste, dat je simpelweg zou kunnen beschouwen als een deel van de hersenwerkzaamheid, waarvan we ons bij waakbewustzijn niet bewust zijn. Vandaar onbewust. Het heet collectief onbewuste omdat we mensen deze hersenstructuren gemeenschappelijk hebben. Dat is nu zo en dat was ook in de tijd dat de bijbel werd geschreven.
Inhouden van het collectief onbewuste komen boven tijdens het dromen en dagdromen, tijdens het waken in de vorm van projecties op de omgeving, en tijdens het kunst-scheppende proces. En ook bij het "ontwerpen" van religieuze ideeën, zoals we die bijvoorbeeld in de gnostiek zien. Of bij het ontwerpen van alchemische processen, zoals we bij de alchemisten zagen. Waarbij specifieke chemische stoffen geassocieerd werden met de archetypen, de vaste elementen van het collectief onbewuste. Dergelijke religies worden bijna nooit louter en alleen bedacht, maar zijn deels ook gebaseerd op innerlijke inspiratie, welke zich voor een deel openbaart in symbolische representaties van inhouden van het collectief onbewuste.
Ik heb hier in de loop der tijd de nodige voorbeelden van gegeven. Maar toen was jij hier nog niet.
Het standaard-voorbeeld is het evangelieverhaal, dat feitelijk het individuatieproces beschrijft.
Het onbewuste namelijk communiceert met ons bewuste Ik, zoals men dat noemt, ook in symboliek die het onbewuste zelf representeert.
Het onbewuste accepteert het niet om onbewust te zijn. Het wil zich verenigen met het bewuste Ik, om zo één geheel te worden. Dat lukt nooit, maar het voortdurende streven is er wel. Dit streven noemt men de individuatie. De mens wordt één geheel individu, en niet meer een twee-eenheid van onbewuste en bewuste Ik.
Dit proces van eenwording bestaat uit diverse stappen, die ik hier niet ga beschrijven. Bij de alchemisten, die hun innerlijke beelden nauwkeurig beschreven, die opdoemden tijdens hun pogingen om goud te maken, zien we deze verschillende fasen duidelijk terug.
Een van de symbolen die het onbewuste voor zichzelf gebuikt is water. Het water, de zee, enzovoort staat dan voor het onbewuste op zich. De symboliek is begrijpelijk als je beseft dat wij in principe niet kunnen waarnemen wat er zich onder het wateroppervlak bevindt. Wel tot op zeker diepte, maar uiteindelijk niet. Dat is natuurlijk een perfect beeld voor het onbewuste.
Zo zien we Jezus op het water lopen, wat betekent dat hij meester is over het onbewuste, en vooral over de onbewuste drijfveren, of zo je wilt: de zonde.
Nu is het onbewuste een levend geheel, en water zelf op zich dood. Het gaat dus feitelijk om het leven in het water. Die zijn de ware representatoren van het onbewuste.
De reis in de walvis van Jona staat dus voor een reis door de wereld van het onbewuste. Of feitelijk is het de ultieme droom, of -- zoals de indianen het zouden zeggen -- de grote droom.
Om bewuste Ik en onbewuste een te laten worden, is deze reis van het bewuste Ik door het onbewuste een noodzakelijk onderdeel van het proces. We zien dit thema overal terugkomen, zoals de reis door de onderwereld, het dodenrijk, noem maar op. Zelfs in “In de ban van de ring” zagen we dergelijke symboliek. Daarin stond de onderaardse grottenwereld symbool voor het onbewuste, met zijn geheimzinnige bewoners Ook binnen de vele oude inwijdingsscholen zien we dit thema terug.
Wat het evangelieverhaal betreft:
De maagdelijke geboorte is de schepping van een nieuw ik, als vereniging van bewuste en onbewuste, dat willen zeggen: de schepping van de nieuwe mens zonder conceptie van buiten af.
Voorts is de stal, of oorspronkelijk de grot, de baarmoeder: het onbewuste in zijn plastisch-creatieve aspect, de duistere scheppingskracht van het onbewuste, waar onder meer de krachten huizen die behoren tot de diepste gronden van de natuur in ons, en die gesymboliseerd worden door de dieren in de stal.
Het kind is het aarzelende begin van het transformatieproces. Er is een eerste verbinding tussen bewuste ik en onbewuste. Maar er moet nog heel wat gebeuren voor een volledige integratie wordt bereikt, voor de glorieuze wedergeboorte een feit is geworden.
Het leven te midden van de wereldse beslommeringen trekt het bewuste ik telkens weer weg van het contact met het onbewuste en zo dreigt de kindermoord; er loert het gevaar dat het aarzelende begin weer teniet wordt gedaan. En dit op bevel van Herodes, heer van de Aarde.
De vlucht naar Egypte is de redding, het land van de innerlijke mysteriën; totdat de binding met het onbewuste zich meer gevestigd heeft.
In de woestijn is de mens op zichzelf aangewezen, dat wil zeggen: op de inhoud van het onbewuste. Later zal Jezus veertig dagen vasten in de woestijn, zich niet bezighouden met de uiterlijke wereld.
In de kabbala kennen we de barre tocht door de woestijn, van Yesod, de beeldentuin van het onbewuste, naar Tipharet, het centrum van licht en harmonie, het centrum van integratie van bewuste ik en onbewuste.
Wie de woestijn betreedt, verlaat de wereld om zich heen, maar ervaart nog niet het Zelf. Hij ervaart een wirwar van (in dat stadium) chaotische beelden vanuit het onbewuste, zonder dat hij een houvast heeft, noch in de wereld (die hij heeft verlaten), noch in het Zelf (dat hij nog niet ervaart).
In de woestijn ontmoet de mens de Satan, de schaduw, dat wat hij in het verleden heeft verdrongen, in het bijzonder de sterke instinctieve krachten vanuit de natuur, die in het onbewuste huizen. En deze krachten betekenen nu een geweldige verleiding voor de mens. Maar hij zal er toch weerstand aan moeten bieden, wil hij (dat wil zeggen: het bewuste ik) er niet volledig door verslonden worden. De transformatie zou dan op een verkeerd spoor geraken omdat de bruidegom (het bewuste ik) zich door de bruid (het onbewuste) laat vernietigen.
Overgave aan de instinctieve kracht, de libido, houdt de belofte in van een wereld vol glitter en glamour, vol valse schoonheid. Het is de wereld van Eros, die de inwijdeling maar al te gemakkelijk kan wegleiden van het ware doel: de transfiguratie. De draak (het verslindende aspect van het onbewuste) moet overwonnen worden.
Een centrale rol in de christelijke religies spelen uiteraard het paas- en pinksterfeest. Ook hierin vinden we veel inwijdingssymboliek terug.
In het bijzonder denk ik hier aan het kruissymbool. Het kruis waarop de mens uiteengetrokken wordt in vier richtingen. Er is nog geen eenheid, de mens wordt verscheurd door de tegenstellingen in hemzelf. Het individu verkeert in een toestand van onvrijheid, van het oneens zijn met zichzelf -- een pijnlijke situatie waarin hij naar vereniging, verzoening, verlossing, genezing, heelmaking verlangt.
Er is weliswaar een nauw contact met het onbewuste, maar het Zelf is nog niet het organiserend principe dat de tegengestelde krachten in het onbewuste 'tot de orde roept' en met elkaar verzoent.
In de mysteriën wordt de held gehangen (of hangt zichzelf) aan de takken van de moederlijke boom. Hij verenigt zich in de dood met de moeder, waarna de wedergeboorte volgt.
Hij sterft, dat wil zeggen: richt zich volledig tot de innerlijke wereld, de moeder, en verenigt zich met haar, waaruit de wedergeboorte voortkomt van de nieuwe mens als eenheid van bewuste ik en onbewuste, zonder innerlijke tegenstrijdigheden.
Jung zag het evangelieverhaal als een beschrijving van het individuatieproces. En vermoedelijk is het dat ook. Het is een soort inwijding in zichzelf, zoals die gepraktiseerd werd in de mysteriescholen. Het evangelieverhaal zou dan ook oorspronkelijk stammen uit die mysteriescholen. Wat Jezus gezegd en gedaan zou hebben is er dan later aan toegevoegd.