Mart schreef: ↑22 nov 2020, 21:05
Bastiaan73 schreef: ↑22 nov 2020, 13:17
Er gaat echter nog wat aan vooraf...
Als gezegd, is het christelijke Testament afkomstig uit een tijd waar de twee religies reeds uit elkaar waren gegroeid. Ik volg de tekstcritici en Bijbelhistorici hierin. Jezus - indien historisch - was aannemelijkerwijs een Torahgertrouwe apocalyptische prediker die helemaal niets op had met heidenen. En de Davidische messias uit de T'NaCH en het jodendom uit de tijd van Jezus, heeft helemaal niets gemeen met het beeld dat het proto-orthodoxe christelijke Testament ervan heeft gemaakt.
Alle apostelen waren discipelen maar niet alle discipelen waren apostelen, alleen 'de twaalven'...
... die zich keerden tegen het Paulinische christendom, dat de voorloper is geworden van het proto-orthodoxe christendom. De authentieke werken in de christelijke Canon zijn 7 brieven van Paulus. Ja'akov, de broer van Jezus en leider van de apostelen na Jezus' sterven, bleef een zeer Torahgetrouwe jood die enorm werd bewonderd door de joden. Van Jezus' echte apostelen is niets bewaard gebleven dat met zekerheid niet pseudepigrafisch is. En de brief Petrus 2 is de enige die positief over Paulus spreekt, maar opvallend genoeg eveneens vrijwel zeker niet van Petrus afkomstig is.
Beste Mart,
Over de heidenen kan ik in de evangeliën maar één vers vinden (vet gemaakt) dat niet al te negatief overkomt: Mattheüs 12:21.
17 Opdat vervuld zou worden het woord, gesproken door de profeet Jesaja, toen hij zeide:
18 Zie, mijn knecht, die Ik verkoren heb, mijn geliefde, in wie mijn ziel een welbehagen heeft; Ik zal mijn Geest op Hem leggen en Hij zal de heidenen het oordeel verkondigen.
19 Hij zal niet twisten of schreeuwen, en niemand zal op de pleinen zijn stem horen.
20 Het geknakte riet zal Hij niet verbreken en de walmende vlaspit zal Hij niet uitdoven, voordat Hij het oordeel tot overwinning heeft gebracht.
21 En op zijn naam zullen de heidenen hopen.
Jij beweert dat de twaalven 'zich keerden tegen het Paulinische christendom'. Ik ben van mening dat je hierin ongelijk hebt en lees de volgende woorden in Handelingen 11:
(Effe tussendoor: Petrus, Sim(e)on en Kefas zijn allemaal dezelfde persoon, voor zover niet bekend. Waarom hij niet gewoon één naam had is me een raadsel, was makkelijker geweest.)
1 De apostelen en de gemeenteleden in Judea hoorden dat ook de heidenen Gods woord hadden aanvaard.
2 Toen Petrus terugkwam in Jeruzalem, spraken de Joodse gelovigen hem hierover aan
3 en verweten hem dat hij onbesnedenen had bezocht en samen met hen had gegeten.
4 Daarop zette Petrus uiteen wat er precies gebeurd was. Hij zei:
5 ‘Toen ik in Joppe aan het bidden was, werd ik gegrepen door een visioen: een voorwerp dat op een groot linnen kleed leek, werd aan vier punten uit de hemel neergelaten tot vlak bij mij.
6 Ik keek er aandachtig naar en zag de lopende en kruipende dieren van de aarde, en ook de wilde dieren en de vogels van de hemel.
7 En ik hoorde een stem tegen me zeggen: “Ga je gang, Petrus, slacht en eet.”
8 Maar ik antwoordde: “Nee, Heer, in geen geval, want ik heb nog nooit gegeten van iets dat verwerpelijk of onrein is.”
9 Maar voor de tweede keer kwam er een stem uit de hemel: “Wat God rein heeft verklaard, zul jij niet als verwerpelijk beschouwen.”
10 Dat gebeurde tot driemaal toe; daarna werd alles weer omhooggetrokken naar de hemel.
11 Precies op dat moment kwamen er bij het huis waar wij verbleven drie mannen aan; ze waren uit Caesarea naar mij toe gestuurd.
12 De Geest zei tegen me dat ik zonder aarzelen met hen mee moest gaan. Deze zes broeders hebben me vergezeld, en samen zijn we het huis binnengegaan van de man die ons had laten komen.
13 Hij vertelde ons dat hij in zijn huis een engel had zien staan, die tegen hem zei: “Stuur iemand naar Joppe om Simon, die ook Petrus wordt genoemd, te halen.
14 Hij zal je vertellen hoe jij en al je huisgenoten kunnen worden gered.”
15 Ik was nog maar nauwelijks begonnen te spreken, of de heilige Geest daalde op hen neer, zoals destijds ook op ons.
16 Ik herinnerde me dat de Heer tegen ons zei: “Johannes doopte met water, maar jullie zullen gedoopt worden met de heilige Geest.”
17 Als God hun wegens hun geloof in de Heer Jezus Christus hetzelfde geschenk wilde geven als ons, hoe had ik hem daar dan van kunnen weerhouden?’
18 Toen ze dat gehoord hadden, waren ze gerustgesteld en loofden ze God met de woorden: ‘Dan geeft God dus ook de heidenen de kans om tot inkeer te komen en het nieuwe leven te ontvangen.’
Handelingen 13 (hier spreekt Paulus) :
36 Wat David betreft, hij is, nadat hij de mensen uit zijn eigen tijd had gediend, overeenkomstig Gods wil gestorven en met zijn voorouders verenigd; hij is tot ontbinding overgegaan,
37 maar hij die door God tot leven is gewekt, is niet tot ontbinding overgegaan.
38 U moet dus weten, broeders en zusters, dat het dankzij hem is dat aan u de vergeving van de zonden verkondigd wordt; iedereen die op grond van de wet van Mozes geen vrijspraak kon krijgen,
39 wordt door hem geheel vrijgesproken, mits hij gelooft.
40 Zorg daarom dat op u niet van toepassing wordt wat door de profeten is gezegd:
41 “Kijk, spotters, sta verbaasd en ga te gronde, want ik zal in jullie tijd een daad stellen, iets dat je niet zult geloven als het je wordt verteld.”’
42 Toen Paulus en Barnabas de synagoge verlieten, kregen ze het verzoek om de volgende sabbat opnieuw over dit onderwerp te spreken.
43 Na afloop van de samenkomst liep een groot deel van de Joden en de vrome proselieten met Paulus en Barnabas mee, die hen toespraken en hen aanspoorden zich over te geven aan de goedgunstigheid van God.
44 De volgende sabbat kwam bijna de hele stad bijeen om naar het woord van de Heer te luisteren.
45 Bij het zien van de mensenmenigte werden de Joodse leiders jaloers en begonnen ze de woorden van Paulus op godslasterlijke wijze verdacht te maken.
46 Maar Paulus en Barnabas zeiden onomwonden: ‘De boodschap van God moest het eerst onder u worden bekendgemaakt, maar aangezien u die afwijst en uzelf het eeuwige leven niet waardig acht, zullen we ons tot de heidenen wenden.
47 Want de Heer heeft ons het volgende opgedragen: “Ik heb je bestemd tot een licht voor alle volken om redding te brengen, tot aan de uiteinden van de aarde.”’
48 Toen de heidenen dit hoorden, verheugden ze zich en spraken ze vol lof over het woord van de Heer, en allen die voor het eeuwige leven bestemd waren aanvaardden het geloof.
In Handelingen 15 vindt er een vergadering plaats waarbij o.a. Petrus, Jakobus én Paulus aanwezig zijn:
1 Er kwamen enkele leerlingen uit Judea, die betoogden dat de broeders zich moesten laten besnijden, overeenkomstig het door Mozes overgeleverde gebruik, omdat ze anders niet konden worden gered.
2 Dit leidde tot grote onenigheid met Paulus en Barnabas en mondde uit in een felle woordenstrijd. Besloten werd dat Paulus en Barnabas, samen met enkele andere leerlingen, naar Jeruzalem zouden gaan om deze kwestie voor te leggen aan de apostelen en de oudsten.
3 Nadat de gemeente hun uitgeleide had gedaan, gingen ze op weg en trokken ze door Fenicië en Samaria. Daar verhaalden ze uitvoerig over de bekering van de heidenen, iets dat bij alle gelovigen grote vreugde wekte.
4 Bij hun aankomst in Jeruzalem werden ze verwelkomd door de apostelen en de oudsten en door de rest van de gemeente. Ze brachten verslag uit van alles wat God door hen tot stand had gebracht.
5 Enkele gelovigen die tot de partij van de farizeeën behoorden, gaven echter te verstaan dat ook de niet-Joodse gelovigen dienden te worden besneden en opdracht moesten krijgen zich aan de wet van Mozes te houden.
6 De apostelen en de oudsten kwamen bijeen om nader op deze zaak in te gaan.
7 Toen het tot een hevige woordenstrijd kwam, stond Petrus op en zei: ‘Broeders, u weet dat God mij al in het begin uit uw midden heeft gekozen om de boodschap van het evangelie onder de heidenen te verspreiden en hen tot geloof te brengen.
8 God, die weet wat er in de mensen omgaat, heeft blijk gegeven van zijn vertrouwen in de heidenen door hun de heilige Geest te schenken, zoals hij die ook aan ons geschonken heeft.
9 Hij heeft geen enkel onderscheid gemaakt tussen ons en hen, want hij heeft hen door het geloof innerlijk gereinigd.
10 Waarom wilt u God dan trotseren door op de schouders van deze leerlingen een juk te leggen dat onze voorouders noch wijzelf konden dragen?
11 Nee, we geloven dat we alleen door de genade van de Heer Jezus gered kunnen worden, op dezelfde wijze als zij.’
12 Daarop zwegen alle aanwezigen, en men luisterde naar Barnabas en Paulus, die vertelden welke grote tekenen en wonderen God door hen onder de heidenen had verricht.
13 Toen ze waren uitgesproken, nam Jakobus het woord. Hij zei: ‘Broeders, luister.
14 Simeon (=Petrus) heeft uiteengezet hoe God zelf het plan heeft opgevat om uit de heidenen een volk te vormen dat zijn naam vereert.
15 Dat stemt overeen met de woorden van de profeten; er staat immers geschreven:
16 “Dan keer ik terug op mijn schreden. Ik zal het vervallen huis van David herbouwen, uit het puin zal ik het weer opbouwen. Ik zal dit huis doen herrijzen,
17-18 zodat de mensen die overgebleven zijn de Heer zullen zoeken, evenals alle heidenen over wie mijn naam is uitgeroepen. Zo spreekt de Heer, die dit van oudsher heeft aangekondigd.”
19 Daarom ben ik van mening dat we de heidenen die zich tot God bekeren geen al te zware lasten moeten opleggen,
20 maar dat we hun moeten schrijven dat ze zich dienen te onthouden van wat door de afgodendienst bezoedeld is, van ontucht, van vlees waar nog bloed in zit en van het bloed zelf.
21 In haast elke stad wordt de wet van Mozes immers al sinds mensenheugenis verkondigd en op iedere sabbat in de synagogen voorgelezen.’
De brief aan de Galaten wordt over het algemeen als een authentieke brief van Paulus beschouwd. Zie eventueel
https://nl.wikipedia.org/wiki/Brief_van ... #Schrijver
Galaten 2:
1 Na verloop van veertien jaar ging ik opnieuw naar Jeruzalem, samen met Barnabas en Titus.
2 Dat was mij in een openbaring opgedragen. In besloten kring legde ik de belangrijkste broeders het evangelie voor dat ik aan de heidenen verkondig, want ik wilde me ervan overtuigen dat mijn inspanningen, toen en nu, niet voor niets waren.
3 Maar zelfs Titus, die mij vergezelde, werd niet gedwongen zich te laten besnijden, hoewel hij toch een Griek is.
4 Dat wilden alleen een paar schijnbroeders, die als spionnen waren binnengedrongen om erachter te komen hoe wij onze vrijheid, die we in Christus Jezus hebben, gebruikten. Ze wilden slaven van ons maken.
5 Maar we zijn geen moment voor hen gezwicht, want de waarheid van het evangelie moest in uw belang behouden blijven.
6 De belangrijkste broeders – hun positie interesseert me trouwens niet, God slaat geen acht op het aanzien van een mens – hebben mij tot niets verplicht.
7 Integendeel, toen ze inzagen dat mij de verkondiging onder de heidenen was toevertrouwd, zoals aan Petrus de verkondiging onder de besnedenen
8 – want zoals God Petrus kracht had gegeven voor zijn werk onder de Joden, zo had hij mij kracht gegeven voor mijn werk onder de onbesnedenen –,
9 en ze dus de genade onderkenden die mij geschonken was, toen reikten Jakobus, Kefas (=Petrus) en Johannes, die als steunpilaren golden, mij en Barnabas de broederhand: wij zouden naar de heidenen gaan, zij naar de besnedenen.
10 Onze enige verplichting was dat we de armen ondersteunden, en dat is ook precies waarvoor ik mij heb ingezet.
11 Maar toen Kefas (=Petrus) in Antiochië was, heb ik me openlijk tegen hem verzet, want zijn gedrag was verwerpelijk.
12 Hij at altijd met de heidenen, maar toen er afgezanten van Jakobus kwamen, trok hij zich terug en at hij apart, uit angst voor de voorstanders van de besnijdenis.
13 De andere Joden deden met hem mee, en zelfs Barnabas liet zich meeslepen door hun huichelarij.
14 Toen ik zag dat ze niet de rechte weg naar het ware evangelie bewandelden, zei ik tegen Kefas, in aanwezigheid van iedereen: ‘Jij bent een Jood, maar je leeft als een heiden en houdt je niet aan de Joodse gebruiken; hoe kun je dan opeens heidenen dwingen als Joden te leven?’
Excuses voor de hoeveelheid tekst maar ik heb hiermee geprobeerd aan te tonen dat er geen sprake is van onenigheid tussen enerzijds Petrus en Jakobus en anderzijds Paulus, afgezien van het voorval in Galaten 2:11-14.
Over het auteurschap van het boek Handelingen:
Handelingen en het evangelie volgens Lucas hebben vrijwel zeker dezelfde auteur. Ze vormen samen een tweedelig werk met een consistente stijl, vocabulaire en theologie. Beide delen bevatten een proloog, maar een auteur wordt niet genoemd. Traditioneel wordt aangenomen dat de schrijver van beide boeken de evangelist Lucas is, die waarschijnlijk een arts was en de apostel Paulus op zijn reizen vergezelde.[2]
De eerste vermelding van Lucas als schrijver van het Lucasevangelie en Handelingen vinden we bij Ireneus in ca. 180.[3] Ook andere vroege kerkvaders, waaronder Tertullianus, Origenes en Eusebius schrijven de beide boeken toe aan Lucas.
De aanname van het auteurschap van Lucas bij de vroege kerkvaders lijkt vooral op indirecte gegevens te zijn gebaseerd. Zo benadrukt Ireneus dat Lucas en Paulus "onafscheidelijk" waren,[4] waarbij hij zich baseert op een aantal passages in Handelingen waar de auteur over "wij" en "ons" spreekt.[5] Het is echter de vraag of de auteur met de aanduiding "ons" wil aangeven dat hij een van de betrokkenen was. Het kan hier ook om een stijlfiguur gaan of om passages, die integraal uit een andere bron zijn overgenomen.
Een van de redenen voor het betwijfelen van het auteurschap van Lucas is het verschil tussen het beeld van Paulus, dat in Handelingen wordt gegeven en het beeld van Paulus zoals we dat uit zijn brieven kennen. Dit verschil is dusdanig groot dat het niet waarschijnlijk lijkt dat Handelingen door iemand is geschreven, die lange tijd zeer nauw met Paulus samenwerkte, zoals Ireneus dat voorstelt. Ervan uitgaande dat het Lucasevangelie en Handelingen dezelfde auteur hebben, en er is weinig reden om daar aan te twijfelen, zou dit betekenen dat het evangelie dus niet door Lucas is geschreven.
Er zijn ook onderzoekers die vasthouden aan Lucas als auteur of die deze mogelijkheid in ieder geval open houden. Handelingen bevat maar een beperkt aantal 'wij'-passages en het is dus mogelijk dat de auteur Paulus slechts op enkele reizen vergezeld heeft. Er zijn ook geen aanwijzingen dat de auteur de brieven van Paulus kende of gelezen heeft. Het beeld dat hij van Paulus' leer had zou dan beperkt geweest zijn, wat de verschillen tussen Handelingen en de brieven van Paulus kan verklaren (een andere mogelijkheid is dat hij Paulus' theologie niet goed begreep). Er is ook wel beargumenteerd dat Lucas en Handelingen door een arts geschreven moeten zijn omdat ze medische vakkennis veronderstellen of een bijzondere aandacht voor medische onderwerpen zouden laten zien die op een arts als schrijver zouden wijzen.[6] Tegenwoordig neemt men echter aan dat het aanwijzen van Lucas als auteur onderdeel was van het proces van canonvorming van het Nieuwe Testament, waarbij anonieme werken werden toegeschreven aan personen die zo dicht mogelijk bij Jezus stonden. Op basis van de kenmerken van de werken die we nu kennen als het Evangelie volgens Lucas en Handelingen, werd Lucas bestempeld als auteur, omdat hij arts was en deze werken een bijzondere aandacht voor medische onderwerpen zouden laten zien.
Bron:
https://nl.wikipedia.org/wiki/Handeling ... len#Auteur
ουτωϲ και γεγραπται εγενετο ο πρωτοϲ ανθρωποϲ αδαμ ειϲ ψυχην ζωϲαν ο εϲχατοϲ αδαμ ειϲ πνα ζωοποιουν