Christiaan schreef: ↑26 feb 2020, 15:53
Het kan aan mij liggen, maar hoe meer je schrijft, hoe minder ik begrijp waar je bezwaar tegen maakt. Dus laten we het stap voor stap uitwerken om te ‘pinpointen’ waar het bezwaar of het misverstand in zit.
1.
Er zijn inderdaad drie stelregels in de Laws of thougt/Laws of logic/Logical absolutes:
Law of identity (ID): Voor alle p geldt: p = p
Law of non-contradiction (NC): p kan niet tegelijkertijd -p zijn.
Law of Excluded middle (EM): Of iets is p of -p
Deze regels gelden altijd voor alles en iedereen. Daar zijn we het over eens toch? Zo niet, dan houdt het gesprek op, zoals ik reeds heb uitgelegd aan Zolderworm.
2.
Laten we voor het gemak het voorbeeld van de paaseitjes aanhouden.
A: Het aantal paaseitjes is even of oneven (EM)
B: De stelling: het aantal paaseitjes is even, is waar of niet waar (EM)
C. Of je gelooft de stelling (het aantal paaseitjes is even) of je gelooft het niet. (EM)
Is er tot nu toe bezwaar? Zo ja, wat is het bezwaar en waarom?
3.
Mijn stuk waar jij bezwaar op lijkt te maken is:
“
Ik weet dat het aantal even of oneven is (het is een dichotomie). Ik geloof niet dat het aantal even is. Ik geloof ook niet dat het aantal oneven is. Ik geloof dus geen van beide. Ik onthoud mij van geloof, omdat ik geen goede reden heb om 1 van de twee proposities te geloven. Dus is er geen geloof, want ik geloof niet. Het antwoord op de vraag: Geloof je dat het aantal paaseitjes even is? is dus Nee”
Ik knip em even op:
A:
Ik weet dat het aantal even of oneven is. Dit is wat ik in 2A heb ik gezegd en het klopt (EM)
B:
Ik geloof niet dat het aantal even is. Of je gelooft het of je gelooft het niet (EM) Ik geloof de stelling (2C: het aantal paaseitjes is even) niet.
C:
Ik geloof ook niet dat het aantal oneven is. Of je gelooft het of je gelooft het niet (EM) Ik geloof de stelling (het aantal paaseitjes is oneven) niet.
D:
Ik geloof dus geen van beide. Het is waar is dat het 1 van beide waar moet zijn is (2A). Ik weet dat het even of oneven is (3A). Maar de propositie het aantal is even neem ik niet aan (geloof ik niet). De propositie het aantal is oneven neem ik niet aan (geloof ik niet).
E:
Ik onthoud mij van geloof, omdat ik geen goede reden heb om 1 van de twee proposities te geloven. Dus is er geen geloof, want ik geloof niet p of niet p (EM) Vul voor p geloof in (p = geloof) en je krijgt: geloof of niet geloof. Er is niet geloof, dus niet geloof.
F:
Geloof je dat het aantal paaseitjes even is? is dus Nee! Hier zijn dus twee mogelijkheden: p of niet p. Of je gelooft de propositie of je gelooft het niet. (EM) Ik geloof niet dat het aantal paaseitjes even is.
Ondertussen heb ik nog weer teruggelezen, en ik zie wat jouw bezwaar is. Die ligt bij D. Maar let op, er is een verschil tussen
wat is en
wat ik geloof (of niet geloof)
Het is: dat het aantal even of oneven is. Maar dat is onafhankelijk van wat ik geloof over 1 van de 2 proposities. Zie E.
Je gaat al na 3B de fout in, tenminste.. als je het logisch redeneren en bijbehorende wetten correct toepast (de hele reden van het ontwikkelen van het logisch redeneren is conclusies/gevolgtrekkingen kunnen maken).
.
Mijn bezwaar ligt dus niet bij 3D maar al bij 3C.
Bij 3B stopt je verhaal al namelijk. Je hebt een uitspraak gedaan. En de wetten gaan in
Je noemt NC maar je past hem niet toe op het moment dat je stelling neemt en dat moet wel.
Als dat niet is wat je bedoelt of wilt.. dan moet je bij 3B een ander antwoord geven, zoals misschien, of het is mogelijk dat, of geen idee.
Jij gaat vrolijk verder alsof de wetten niet gelden als je het woord "geloof" gebruikt. Of alsof dat een vrijbrief geeft. Maar dat is niet zo!
De logische wetten gelden net zo hard als dat je het over weten zou hebben.. dus idd. als je stelt "ik weet dat het aantal even" is. Dan is dat je antwoord op de propositie: p of -p. En dan treedt de NC wet ¬ (p ∧ ¬p) in werking.
Dus is de conclusie/gevolgtrekking, door NC, dat je óók weet dat het aantal niet-oneven is.
Als je het ene
weet kun je
niet het andere niet-weten of beide niet-weten. Dat is het -je weet wat je weet- principe in de logica:
Kφ → K¬Kφ (Positieve introspectie; als je iets weet, dan weet je dat je het weet.)
¬Kφ → K¬Kφ (Negatieve introspectie: als je iets niet weet, dan weet je dat je het niet weet.)
Gebruik maken van het woord "geloof" verandert die wetten niet. De wet NC blijft hetzelfde en ziet er dan bv. zo uit:
¬ (p ∧ ¬p) als kale propositie
¬ (Kp ∧ ¬Kp) K=Know propositie
¬ (Bp ∧ ¬Bp) B=Believe propositie
De propositie en gevolgtrekking is hetzelfde, namelijk.. dat als je weet/gelooft dat het aantal even is, je óók weet/gelooft dat het aantal NIET niet-even (oneven) is.
Want.. als je het ene gelooft kun je niet het andere niet-geloven of beide niet geloven. Die volgt hetzelfde principe.
Bφ → B¬Bφ (positieve introspectie :Als je iets gelooft, dan weet je dat je het gelooft.)
¬Bφ → B¬Bφ (negatieve introspectie: Als je iets niet gelooft, dan weet je dat je het niet gelooft.)
Het enige verschil is dat je bij K(now) ook weet dat wat je weet WAAR is. (principe: wat je weet is waar)
En bij B(elieve) weet dat het WAAR is
dat je iets gelooft maar niet weet of
wat je gelooft WAAR is. (principe: wat je gelooft kan ONWAAR zijn).
Volgens mij is dit het waar jij de boel door mekaar gooit, maar het maakt niet uit of het echt waar is wat jij gelooft, jij kan in onware dingen geloven, het enige wat we hier hebben gedaan is vaststellen wat we uit jouw antwoord (3B) kunnen concluderen m.b.v. logisch redeneren.
Omdat je weet dat tegenstellingen onmogelijk beide waar kunnen zijn. Zou ook niet-geloven in beide een onmogelijke formule zijn; geloven in onmogelijke formules is...
Je mag wéér kiezen.
https://en.wikipedia.org/wiki/Doxastic_logic
Consistent reasoner: A consistent reasoner never simultaneously believes a proposition and its negation
Peculiar reasoner: A peculiar reasoner believes proposition p while also believing they do not believe
Although a peculiar reasoner may seem like a strange psychological phenomenon (see Moore's paradox), a peculiar reasoner is necessarily inaccurate but not necessarily inconsistent.
Unstable reasoner: An unstable reasoner is one who believes that they believe some proposition, but in fact does not believe it. This is just as strange a psychological phenomenon as peculiarity; however, an unstable reasoner is not necessarily inconsistent.