Herstel van Israël

[peda]

Het draait theologisch om de vraag of er twee Heilswegen zijn of slechts eentje. Moeten Joden zich tot Christus "' bekeren "' om genade en daarmede een "' heilzame "' toekomst na de dood te verkrijgen of blijft JHWH aan Zijn Oogappel een eigen Heilsweg toekennen, via het eeuwige Oude Verbond ( de praktische Tora ). In het laatste geval overdekt Christus als een grote "' paraplu "' het Oude Verbond, zonder dat de Jood dat bewust zo hoeft te ervaren en dus moet accepteren ( bekering tot christendom ) voor het bereiken van het persoonlijk Heil. Zo'n beetje de gedachten van het Heil ook voor de Anonieme Christen van de grote theoloog Rahner.

[ericjan]

Kijk eens Piebe wat Hebreen 8 nog meer vertelt. G'd heeft het DUIDELIJK over een verbond met de Joden en niet over een verbond met de heidenen (evangelie).
8 Want hen berispend zegt Hij tegen hen: Zie, de dagen komen, spreekt de Heere, dat Ik met het huis van Israël en met het huis van Juda een nieuw verbond zal sluiten,
DIt gaat niet over het evangelie, dat reeds bestaat op moment dat dit geschreven wordt.
Zoals je aangeeft is het evangelie als verbond niet alleen voor de Joden maar OOK voor ons uit de heidenen.
Maar DIT nieuwe verbond waar G'd over spreekt is wel (weer) tussen G'd en de Joden alleen ! (zie onderstreepte en vetgedrukte)

Hebreeën 8 baseert zich op Jeremia en Jeremia leefde toch echt in de tijd van het Oude Testament.

Klopt, maar die profetie gaat dus niet over het evangelie maar over een neiuw verbond dat G'd sluit met de Israel, zoals er woordelijk staat.
Veel (vervangings)thoelogie eigent zich onrechtmatig profetieen van G'd aan Israel toe of lezen Yeshua op plaatsen waar Yeshua niet bedoeld is.

De twaalf discipelen zijn het volk Israël, er is geen enkel verbond dat God met de heidenen heeft gesloten. De heidenen zijn toegetreden tot het verbond, ze zijn in Israël ingelijfd.

Inderdaad zijn de heidenen bij de Joden ingelijfd, maar niet op dezefde wijze.
Dat laat de gelijkenis van de Olijfboom ook zo prachtig zien.
De Joden blijven G'd Zijn Oogappel vanwege hun voorvaderen Abraham, Isaac en Jacob.
Omdat G'd de Jdoen wil redden, redt Hij ook ons uit de heidenen.

[Piebe Paulusma]

Hallo Eliyahu,

Bedankt. Mij is bekend dat het in Jeremia 31 gedachte nieuwe verbond door een aantal gelovigen in de verre toekomst wordt voorzien. Niet de vervulling in Jezus zo'n 2000 jaren geleden, maar een vervulling onder geheel onbekende dan vigerende omstandigheden.

'De uitgestelde hoop krenkt het hart; maar de begeerte die komt, is een boom des levens.' (Spr 13,12)

Als er niks aan de Thora zou veranderen, wat is dan nieuw? Als dezelfde teksten louter in het hart geschreven worden, dan is er geen sprake van een nieuw verbond maar van hetzelfde verbond slechts ergens anders genoteerd. Ezechiel spreekt evenals Jeremia van een nieuw verbond:

En Ik zal hun enerlei hart geven, en zal een nieuwen geest in het binnenste van u geven, en Ik zal het stenen hart uit hun vlees wegnemen, en zal hun een vlezen hart geven,(Ez 11,19)

En Ik zal u een nieuw hart geven, en zal een nieuwen geest geven in het binnenste van u; en Ik zal het stenen hart uit uw vlees wegnemen, en zal u een vlezen hart geven. (Ez 36,26)

Die gedeelten werden later door Paulus aangehaald.

Als die openbaar zijt geworden, dat gij een brief van Christus zijt, en door onzen dienst bereid, die geschreven is niet met inkt, maar door den Geest des levenden Gods, niet in stenen tafelen, maar in vlezen tafelen des harten. (2 Kor 3,3)

De Thora is een tafel van steen en het Nieuwe Verbond (dat de Thora verouderd Heb 8,13) is een tafel van vlees (en bloed namelijk het lichaam van Christus = het collectief van de gelovigen uit ALLE volken).

Kijk eens Piebe wat Hebreen 8 nog meer vertelt. G'd heeft het DUIDELIJK over een verbond met de Joden en niet over een verbond met de heidenen (evangelie).
8 Want hen berispend zegt Hij tegen hen: Zie, de dagen komen, spreekt de Heere, dat Ik met het huis van Israël en met het huis van Juda een nieuw verbond zal sluiten,
DIt gaat niet over het evangelie, dat reeds bestaat op moment dat dit geschreven wordt.
Zoals je aangeeft is het evangelie als verbond niet alleen voor de Joden maar OOK voor ons uit de heidenen.
Maar DIT nieuwe verbond waar G'd over spreekt is wel (weer) tussen G'd en de Joden alleen ! (zie onderstreepte en vetgedrukte)

Natuurlijk gaat het wel over het evangelie, lees de brief nog maar eens paar keer goed door zolang je daar aan twijfelt.

Verder staat er dat God een nieuw verbond zal sluiten met het huis van Israël én het huis van Juda. Dus niet met het huis Juda alleen zoals jij veronderstelt en Israël is nooit een jood genoemd in de Bijbel. Huis Israël = de heidenen en huis Juda = de joden.

[Peter79]

Het draait theologisch om de vraag of er twee Heilswegen zijn of slechts eentje. Moeten Joden zich tot Christus "' bekeren "' om genade en daarmede een "' heilzame "' toekomst na de dood te verkrijgen of blijft JHWH aan Zijn Oogappel een eigen Heilsweg toekennen, via het eeuwige Oude Verbond ( de praktische Tora ). In het laatste geval overdekt Christus als een grote "' paraplu "' het Oude Verbond, zonder dat de Jood dat bewust zo hoeft te ervaren en dus moet accepteren voor het bereiken van het persoonlijk Heil. Zo'n beetje de gedachten van het Heil ook voor de Anonieme Christen van de grote theoloog Rahner.

Er zijn niet twee wegen, maar twee boodschappen:
- bekeer je van je goddeloze leven
- de blijde boodschap dat God bij de mensen wil wonen (Immanuël, in Christus).

De eerste vraagt een actieve handeling, waarbij de mens het roer van zijn leven in handen blijft houden (het Oude Testament tot aan Johannes de Doper);
De tweede is de vraag om aan te nemen dan wel af te wijzen wat God aanbiedt. Het is geen handeling, maar een gebeuren. De rijke jongeling werd er door van zijn stuk gebracht. Deze boodschap legt de diepe zwakte van de mensheid bloot, die ook in het leerstuk van de erfzonde naar voren komt, de totale afhankelijkheid van God om gered te worden. Vanwege die zwakte neig ik naar alverzoening ten aanzien van Joden en heidenen, maar de dringende oproep van het Nieuwe Testament om je met God te laten verzoenen, weerhoudt mij om de alverzoening aan te nemen.

[Bonjour]

Het draait theologisch om de vraag of er twee Heilswegen zijn of slechts eentje. Moeten Joden zich tot Christus "' bekeren "' om genade en daarmede een "' heilzame "' toekomst na de dood te verkrijgen of blijft JHWH aan Zijn Oogappel een eigen Heilsweg toekennen, via het eeuwige Oude Verbond ( de praktische Tora ). In het laatste geval overdekt Christus als een grote "' paraplu "' het Oude Verbond, zonder dat de Jood dat bewust zo hoeft te ervaren en dus moet accepteren ( bekering tot christendom ) voor het bereiken van het persoonlijk Heil. Zo'n beetje de gedachten van het Heil ook voor de Anonieme Christen van de grote theoloog Rahner.

Dan beperk je de opties nogal.
Eerste optie: OT is verzonnen, dan is het christendom ook verzonnen.
Tweede optie: OT is waar, christendom is verzonnen.
Derde optie: OT is waar, christendom is waar. Dan pas speelt jouw optie.

[peda]

Het draait theologisch om de vraag of er twee Heilswegen zijn of slechts eentje. Moeten Joden zich tot Christus "' bekeren "' om genade en daarmede een "' heilzame "' toekomst na de dood te verkrijgen of blijft JHWH aan Zijn Oogappel een eigen Heilsweg toekennen, via het eeuwige Oude Verbond ( de praktische Tora ). In het laatste geval overdekt Christus als een grote "' paraplu "' het Oude Verbond, zonder dat de Jood dat bewust zo hoeft te ervaren en dus moet accepteren voor het bereiken van het persoonlijk Heil. Zo'n beetje de gedachten van het Heil ook voor de Anonieme Christen van de grote theoloog Rahner.

Er zijn niet twee wegen, maar twee boodschappen:
- bekeer je van je goddeloze leven
- de blijde boodschap dat God bij de mensen wil wonen (Immanuël, in Christus).

De eerste vraagt een actieve handeling, waarbij de mens het roer van zijn leven in handen blijft houden (het Oude Testament tot aan Johannes de Doper);
De tweede is de vraag om aan te nemen dan wel af te wijzen wat God aanbiedt. Het is geen handeling, maar een gebeuren. De rijke jongeling werd er door van zijn stuk gebracht. Deze boodschap legt de diepe zwakte van de mensheid bloot, die ook in het leerstuk van de erfzonde naar voren komt, de totale afhankelijkheid van God om gered te worden. Vanwege die zwakte neig ik naar alverzoening ten aanzien van Joden en heidenen, maar de dringende oproep van het Nieuwe Testament om je met God te laten verzoenen, weerhoudt mij om de alverzoening aan te nemen.

Hallo Peter 79,

Zoals ik ontneem aan de literatuur, wordt vooral in de moderne theologie de gedachte van de twee-wegenleer ( trouwens ook de Alverzoening ) serieus opgepakt. Naar mijn waarneming wordt daarbij aan de eigen ( tijdelijke ) Heilsweg voor de Joden, niet gedacht aan de weg via Alverzoening, maar als consequentie van het Eeuwigdurende Oude Verbond. God zegt het Oude Verbond nooit op, krachtens Zijn belofte, hoe de Joden zich ook in relatie daartoe gedragen. Piebe wijst overigens deze redenering, bijbels onderbouwt met argumenten, resoluut van de hand. Het Heil ( Genade ) loopt voor hem, geldend voor Jood en niet-Jood, exclusief via Christus. Ik begrijp dat jij ook deze visie theologisch bent toegedaan. De anonieme christen van Rahner, die ook onbewust in aanmerking komt voor Heilsverkrijging, volg jij niet.

[peda]

Het draait theologisch om de vraag of er twee Heilswegen zijn of slechts eentje. Moeten Joden zich tot Christus "' bekeren "' om genade en daarmede een "' heilzame "' toekomst na de dood te verkrijgen of blijft JHWH aan Zijn Oogappel een eigen Heilsweg toekennen, via het eeuwige Oude Verbond ( de praktische Tora ). In het laatste geval overdekt Christus als een grote "' paraplu "' het Oude Verbond, zonder dat de Jood dat bewust zo hoeft te ervaren en dus moet accepteren ( bekering tot christendom ) voor het bereiken van het persoonlijk Heil. Zo'n beetje de gedachten van het Heil ook voor de Anonieme Christen van de grote theoloog Rahner.

Dan beperk je de opties nogal.
Eerste optie: OT is verzonnen, dan is het christendom ook verzonnen.
Tweede optie: OT is waar, christendom is verzonnen.
Derde optie: OT is waar, christendom is waar. Dan pas speelt jouw optie.

Hallo Bonjour,

Ik noem opties die ingenomen worden in de theologie.
Jouw eerste optie wordt gevolgd door de super modernen
Jouw tweede optie wordt gevolgd in het Jodendom
Jouw derde optie wordt gevolgd door de main-stream christenen.

Al deze stromingen laten hun eigen geluid horen in het spirituele landschap.
Als agnost volg ik geen bepaalde theologie, maar neem kennis van wat in volle breedte wordt uitgedragen, met als enig
criterium de visie moet wel redelijk onderbouwt kunnen worden.
Buikgevoel-theologie spreekt mij ten diepste niet aan.

[Peter79]

Hallo Peter 79,

Zoals ik ontneem aan de literatuur, wordt vooral in de moderne theologie de gedachte van de twee-wegenleer ( trouwens ook de Alverzoening ) serieus opgepakt. Naar mijn waarneming wordt daarbij aan de eigen Heilsweg voor de Joden, niet gedacht aan Alverzoening, maar als consequentie van het Eeuwigdurende Oude Verbond. God zegt het Oude Verbond nooit op, krachtens Zijn belofte, hoe de Joden zich ook in relatie daartoe gedragen. Piebe wijst overigens deze redenering, bijbels onderbouwt met argumenten, resoluut van de hand. Het Heil ( Genade ) loopt voor hem, geldend voor Jood en niet-Jood, exclusief via Christus. Ik begrijp dat jij ook deze visie theologisch bent toegedaan. De anonieme christen van Rahner, die ook onbewust in aanmerking komt voor Heilsverkrijging, volg jij niet.

Hallo peda,

Wat in elk geval duidelijk is, is dat het heil voor de Jood en de heiden via Christus (Messias) verloopt. De aanhanger van het Jodendom zonder Christus verkeert daarbij in ontkenning dat Jezus de Messias is.

De vraag is of het aanbod van Jezus op zichzelf voldoende is, of dat dit gevolgd moet worden door het resultaat dat iemand levend gemaakt wordt (door de Geest en dan Jezus Christus als Messias erkent). Misschien is een deel van de mensheid dat levend gemaakt wordt, voldoende om als priester voor de rest van de mensheid te fungeren. Zoals 10 rechtvaardigen de ondergang van een stad kunnen voorkomen. Ik hou de anonieme christen daarom maar open, omdat Gods genade en Gods werk groter is dan wij mensen bedenken. Maar de urgentie van het NT wijst daar niet op.

[peda]

Hallo Peter 79,

Zoals ik ontneem aan de literatuur, wordt vooral in de moderne theologie de gedachte van de twee-wegenleer ( trouwens ook de Alverzoening ) serieus opgepakt. Naar mijn waarneming wordt daarbij aan de eigen Heilsweg voor de Joden, niet gedacht aan Alverzoening, maar als consequentie van het Eeuwigdurende Oude Verbond. God zegt het Oude Verbond nooit op, krachtens Zijn belofte, hoe de Joden zich ook in relatie daartoe gedragen. Piebe wijst overigens deze redenering, bijbels onderbouwt met argumenten, resoluut van de hand. Het Heil ( Genade ) loopt voor hem, geldend voor Jood en niet-Jood, exclusief via Christus. Ik begrijp dat jij ook deze visie theologisch bent toegedaan. De anonieme christen van Rahner, die ook onbewust in aanmerking komt voor Heilsverkrijging, volg jij niet.

Hallo peda,

Wat in elk geval duidelijk is, is dat het heil voor de Jood en de heiden via Christus (Messias) verloopt. De aanhanger van het Jodendom zonder Christus verkeert daarbij in ontkenning dat Jezus de Messias is.

De vraag is of het aanbod van Jezus op zichzelf voldoende is, of dat dit gevolgd moet worden door het resultaat dat iemand levend gemaakt wordt (door de Geest en dan Jezus Christus als Messias erkent). Misschien is een deel van de mensheid dat levend gemaakt wordt, voldoende om als priester voor de rest van de mensheid te fungeren. Zoals 10 rechtvaardigen de ondergang van een stad kunnen voorkomen. Ik hou de anonieme christen daarom maar open, omdat Gods genade en Gods werk groter is dan wij mensen bedenken. Maar de urgentie van het NT wijst daar niet op.

Hallo Peter 79,

Ik vind het persoonlijk fijn om te lezen, dat jij de mogelijkheid open houdt en niet rigoreus andere theologische posities naar de prullenmand verwijst, omdat deze niet sporen met de interpretatie die persoonlijk als "' heilig "' wordt ervaren. De bijbel blijft in mijn optiek wat interpretatie betreft multi-interpretabel, getuige de grote verschillen in opvatting die er bestaan. Bovendien breiden de opvattingen zich nog steeds verder uit. Kijk alleen maar wat er in de hoek van de modernen aan wordt toegevoegd.

[ericjan]

Verder staat er dat God een nieuw verbond zal sluiten met het huis van Israël én het huis van Juda. Dus niet met het huis Juda alleen zoals jij veronderstelt en Israël is nooit een jood genoemd in de Bijbel. Huis Israël = de heidenen en huis Juda = de joden.

Kan je deze stelling bijbels onderbouwen Piebe? Huis Israël = de heidenen en huis Juda = de joden.
Deze stelling valt onder pure vervangingstheologie namelijk, waarin (een deel) van de christelijke kerk denkt het nieuwe Israel te zijn.

[Piebe Paulusma]

Verder staat er dat God een nieuw verbond zal sluiten met het huis van Israël én het huis van Juda. Dus niet met het huis Juda alleen zoals jij veronderstelt en Israël is nooit een jood genoemd in de Bijbel. Huis Israël = de heidenen en huis Juda = de joden.

Kan je deze stelling bijbels onderbouwen Piebe? Huis Israël = de heidenen en huis Juda = de joden.
Deze stelling valt onder pure vervangingstheologie namelijk, waarin (een deel) van de christelijke kerk denkt het nieuwe Israel te zijn.

Onderbouw jij maar waarom huis Israël en huis Juda allemaal joden zouden zijn, want daar lees ik niks van terug in de Bijbel.

[ericjan]

Verder staat er dat God een nieuw verbond zal sluiten met het huis van Israël én het huis van Juda. Dus niet met het huis Juda alleen zoals jij veronderstelt en Israël is nooit een jood genoemd in de Bijbel. Huis Israël = de heidenen en huis Juda = de joden.

Kan je deze stelling bijbels onderbouwen Piebe? Huis Israël = de heidenen en huis Juda = de joden.
Deze stelling valt onder pure vervangingstheologie namelijk, waarin (een deel) van de christelijke kerk denkt het nieuwe Israel te zijn.

Onderbouw jij maar waarom huis Israël en huis Juda allemaal joden zouden zijn, want daar lees ik niks van terug in de Bijbel.

Bijvoorbeeld omdat het huis van Israel in het OT al veelvuldig wordt gbruikt om de Joden te duiden?
Een groter bewijs is er gewoonweg niet.

Het zijn er zoveel dat ik ze niet eens allemaal kan onderstrepen, maar voel je vrij om ze allemaal te controleren op het huis van Israel.

Exodus 16:31 Het huis van Israël gaf het de naam manna. Het was wit als korianderzaad, en de smaak ervan was als van een honingkoek.
Exodus 40:38 Want de wolk van de HEERE was overdag op de tabernakel, en 's nachts was er een vuur in, voor de ogen van heel het huis van Israël tijdens al hun tochten.
Leviticus 10:6 En Mozes zei tegen Aäron, en tegen Eleazar en Ithamar, zijn zonen: Jullie mogen je hoofd haar niet los laten hangen en je kleding niet scheuren, opdat jullie niet sterven en er grote toorn over heel de gemeenschap komt; maar jullie broeders, heel het huis van Israël, zullen de brand bewenen, die de HEERE aangestoken heeft.
Leviticus 17:3 Iedereen uit het huis van Israël die een rund, een lam of een geit in het kamp slacht of die juist buiten het kamp slacht,
Leviticus 17:8 Verder moet u tegen hen zeggen: Iedereen uit het huis van Israël en van de vreemdelingen die in hun midden verblijven, die een brandoffer of slachtoffer brengt,
Leviticus 17:10 Iedereen uit het huis van Israël en van de vreemdelingen die in hun midden verblijven, die wat voor bloed dan ook gegeten heeft, tegen die persoon die dat bloed gegeten heeft, zal Ik Mijn aangezicht keren, en Ik zal hem uit het midden van zijn volk uitroeien.
Leviticus 22:18 Spreek tot Aäron, tot zijn zonen en tot al de Israëlieten, en zeg tegen hen: Ieder uit het huis van Israël en uit de vreemdelingen in Israël die zijn offergave aanbiedt overeenkomstig al hun geloften en al hun vrijwillige gaven, die zij de HEERE als brandoffer aanbieden –
Numeri 20:29 Toen heel de gemeenschap zag dat Aäron de geest gegeven had, beweenden zij Aäron dertig dagen, heel het huis van Israël.
Jozua 21:45 Van al de goede woorden die de HEERE tot het huis van Israël gesproken had, is er niet één woord onvervuld gebleven: alles is uitgekomen.
Ruth 4:11 En heel het volk dat in de poort was en de oudsten zeiden: Wij zijn getuigen. Moge de HEERE deze vrouw, die in uw huis komt, maken als Rachel en Lea, die beiden het huis van Israël gebouwd hebben. Doe krachtige daden in Efratha en maak uw naam beroemd in Bethlehem.
1 Samuel 7:2 En het gebeurde vanaf de dag dat de ark in Kirjath-Jearim bleef, dat er veel dagen verliepen – het werden twintig jaren – en het hele huis van Israël wendde zich klagend tot de HEERE.
1 Samuel 7:3 Toen sprak Samuel tot het hele huis van Israël: Als u zich met uw hele hart tot de HEERE bekeert, doe dan de vreemde goden uit uw midden weg, ook de Astartes, richt uw hart op de HEERE en dien Hem alleen. Dan zal Hij u uit de hand van de Filistijnen redden.
2 Samuel 1:12 Zij bedreven rouw, huilden en vastten tot de avond over Saul en over Jonathan, zijn zoon, en over het volk van de HEERE en over het huis van Israël, omdat zij door het zwaard gevallen waren.
2 Samuel 6:5 David en het hele huis van Israël huppelden voor het aangezicht van de HEERE, met allerlei muziekinstrumenten van cipressenhout, met harpen, met luiten, met tamboerijnen, met rinkelbellen en met cimbalen.
2 Samuel 6:15 Zo brachten David en heel het huis van Israël de ark van de HEERE over, met gejuich en met bazuingeschal.
2 Samuel 12:8 Ik heb u het huis van uw heer gegeven, en bovendien de vrouwen van uw heer in uw schoot. Ja, Ik heb u het huis van Israël en Juda gegeven. En als dat te weinig was geweest, zou Ik u nog wel meer gegeven hebben.
2 Samuel 16:3 Toen zei de koning: En waar is de zoon van uw heer? Ziba zei tegen de koning: Zie, hij blijft in Jeruzalem, want hij zei: Vandaag zal het huis van Israël het koninkrijk van mijn vader aan mij teruggeven.
1 Koningen 12:21 Toen Rehabeam in Jeruzalem aangekomen was, riep hij heel het huis van Juda en de stam van Benjamin bijeen, honderdtachtigduizend van de beste manschappen, geoefend in de strijd, om tegen het huis van Israël oorlog te voeren en het koningschap aan Rehabeam, de zoon van Salomo, terug te brengen.
1 Koningen 20:31 Toen zeiden zijn dienaren tegen hem: Zie toch, wij hebben gehoord dat de koningen van het huis van Israël goedertieren koningen zijn. Laten wij toch rouwgewaden om ons middel doen, en touwen om ons hoofd, en de stad uitgaan, naar de koning van Israël. Misschien zal hij u laten leven.
Psalmen 98:3 voor het huis van Israël;
Psalmen 115:12 Hij zal het huis van Israël zegenen,
Psalmen 135:19 Huis van Israël, loof de HEERE;
Jesaja 5:7 Want de wijngaard van de HEERE van de legermachten is het huis van Israël,
Jesaja 14:2 De volken zullen hen nemen en naar hun woonplaats brengen. Het huis van Israël zal hen in erfelijk bezit nemen als slaven en slavinnen in het land van de HEERE. Zo zullen zij gevangenhouden wie hen gevangenhielden en heersen over hun onderdrukkers.
Jesaja 46:3 en heel het overblijfsel van het huis van Israël,
Jesaja 63:7 de grote goedheid voor het huis van Israël,
Jeremia 2:4 en alle geslachten van het huis van Israël:
Jeremia 2:26 zo staat het huis van Israël beschaamd,
Jeremia 3:18 In die dagen zal het huis van Juda naar het huis van Israël gaan. Tezamen zullen zij komen uit het land in het noorden naar het land dat Ik uw vaderen in erfelijk bezit heb gegeven.
Jeremia 3:20 zo bent u Mij ontrouw geworden, huis van Israël, spreekt de HEERE.
Jeremia 5:11 het huis van Israël en het huis van Juda, spreekt de HEERE.
Jeremia 5:15 huis van Israël, spreekt de HEERE.
Jeremia 9:26 Egypte en Juda, Edom en de Ammonieten, Moab en allen die kaalgeschoren zijn aan hun slapen, die in de woestijn wonen. Want alle heidenvolken zijn onbesneden, maar heel het huis van Israël is onbesneden van hart.
Jeremia 10:1 Hoor het woord dat de HEERE tot u spreekt, huis van Israël.
Jeremia 11:10 Zij zijn teruggekeerd tot de ongerechtigheden van hun voorvaderen, die geweigerd hebben naar Mijn woorden te luisteren. Wat hen betreft, zij zijn andere goden achternagegaan om die te dienen. Het huis van Israël en het huis van Juda hebben Mijn verbond verbroken, dat Ik met hun vaderen gesloten had.
Jeremia 11:17 Want de HEERE van de legermachten, Die u heeft geplant, heeft een kwaad over u uitgesproken – vanwege het kwaad dat het huis van Israël en het huis van Juda met elkaar bedreven hebben, door Mij tot toorn te verwekken door reukoffers te brengen aan de Baäl.
Jeremia 13:11 Want zoals een gordel gehecht zit aan het middel van een man, zo heb Ik heel het huis van Israël en heel het huis van Juda aan Mij gehecht, spreekt de HEERE, zodat het Mij zal zijn tot een volk, tot een naam en tot lof en tot luister, maar zij hebben niet geluisterd.
Jeremia 18:6 Zou Ik met u niet kunnen doen zoals deze pottenbakker, huis van Israël? spreekt de HEERE. Zie, zoals de klei in de hand van de pottenbakker, zo bent u in Mijn hand, huis van Israël.
Jeremia 23:8 maar: Zo waar de HEERE leeft, Die het nageslacht van het huis van Israël geleid heeft en Die het gebracht heeft uit het land in het noorden en uit al de landen waarheen Ik hen verdreven had: zij zullen wonen in hun eigen land.
Jeremia 31:27 Zie, er komen dagen, spreekt de HEERE, dat Ik het huis van Israël en het huis van Juda bezaaien zal met zaad van mensen en zaad van dieren.
Jeremia 31:31 Zie, er komen dagen, spreekt de HEERE, dat Ik met het huis van Israël en met het huis van Juda een nieuw verbond zal sluiten,
Jeremia 31:33 Voorzeker, dit is het verbond dat Ik na die dagen met het huis van Israël sluiten zal, spreekt de HEERE: Ik zal Mijn wet in hun binnenste geven en zal die in hun hart schrijven. Ik zal hun tot een God zijn en zíj zullen Mij tot een volk zijn.
Jeremia 33:14 Zie, er komen dagen, spreekt de HEERE, dat Ik het goede woord gestand zal doen dat Ik gesproken heb tot het huis van Israël en over het huis van Juda.
Jeremia 33:17 Want zo zegt de HEERE: Aan David zal het niet aan een man ontbreken die op de troon van het huis van Israël zit,
Jeremia 48:13 Moab zal beschaamd worden vanwege Kamos, zoals het huis van Israël beschaamd is vanwege Bethel, hun vertrouwen.


Kortom Piebe, jou stelling dat het huis van Israel niet (alleen) joden zouden zijn raakt kant noch wal.
Waar komt toch die drive bij je vandaan om de Joden hun speciale erkenning en positie voor onze G'd niet te erkennen?
Het huis van Israel zijn echt de Joden.

[ericjan]

[quote="Piebe Paulusma"]

vervolg:

Ezechiël 3:1 Daarna zei Hij tegen mij: Mensenkind, eet wat u aantreft. Eet deze rol op, ga, spreek tot het huis van Israël.
Ezechiël 3:4 Toen zei Hij tegen mij: Mensenkind, ga, begeef u naar het huis van Israël en spreek tot hen met Mijn woorden.
Ezechiël 3:5 Want u wordt niet gezonden naar een volk met een onbegrijpelijke taal en een moeilijke spraak, maar naar het huis van Israël,
Ezechiël 3:7 Maar het huis van Israël wil naar u niet luisteren, omdat zij naar Mij niet willen luisteren, want heel het huis van Israël heeft een hard voorhoofd en zij zijn hardleers.
Ezechiël 3:15 Ezechiël tot wachter over het huis van Israël aangesteld
Ezechiël 3:17 Mensenkind, Ik heb u aangesteld tot wachter over het huis van Israël. Wanneer u uit Mijn mond een woord hoort, moet u hen namens Mij waarschuwen.
Ezechiël 4:3 En u, neem u een ijzeren bakplaat en zet die als een ijzeren muur tussen u en de stad. Houd dan uw blik er vast op gericht: zo raakt zij in belegering en zult u haar belegeren. Dit is een teken voor het huis van Israël.
Ezechiël 4:4 En u, ga op uw linkerzij liggen en leg daarop de ongerechtigheid van het huis van Israël. Zoveel dagen als u erop ligt, zult u hun ongerechtigheid dragen.
Ezechiël 4:5 En Ík leg u de jaren van hun ongerechtigheid op overeenkomstig het aantal dagen: driehonderdnegentig dagen dat u de ongerechtigheid van het huis van Israël dragen zult.
Ezechiël 5:4 Dan moet u er nog meer van nemen en deze midden in het vuur werpen en die met vuur verbranden. Daaruit zal een vuur voortkomen tegen heel het huis van Israël.
Ezechiël 6:11 Zo zegt de Heere HEERE: Sla uzelf in uw hand, stamp met uw voet en zeg ‘ach’ over alle gruwelijke slechte daden van het huis van Israël, want zij zullen door het zwaard, door de honger en door de pest vallen.
Ezechiël 8:6 Daarop zei Hij tegen mij: Mensenkind, ziet u wat zij doen? Grote gruweldaden, die het huis van Israël hier doet, zodat Ik ver wegga van Mijn heiligdom. En u zult nog meer grote gruweldaden zien.
Ezechiël 8:10 Ik ging naar binnen en ik zag, en zie, alle vormen van kruipende dieren, afschuwelijke dieren en alle stinkgoden van het huis van Israël, helemaal in het rond in de muur gegrift.
Ezechiël 8:11 En zeventig mannen uit de oudsten van het huis van Israël stonden ervoor, terwijl Jaäzanja, de zoon van Safan, in hun midden stond, ieder met zijn wierookvat in zijn hand, terwijl een geurige wolk van reukwerk opsteeg.
Ezechiël 8:12 Daarop zei Hij tegen mij: Hebt u gezien, mensenkind, wat de oudsten van het huis van Israël in de duisternis doen, ieder in de kamer waar zijn afbeelding zich bevindt? Want zij zeggen: De HEERE ziet ons niet, de HEERE heeft het land verlaten.
Ezechiël 9:9 Toen zei Hij tegen mij: De ongerechtigheid van het huis van Israël en van Juda is buitengewoon groot. Het land is vol bloed, en de stad vol buiging van het recht, want zij zeggen: De HEERE heeft het land verlaten, en: De HEERE ziet het niet.
Ezechiël 11:5 Toen viel de Geest van de HEERE op mij en Hij zei tegen mij: Zeg: Zo zegt de HEERE: Dit hebt u gezegd, huis van Israël. Wat in uw geest opkomt, weet Ik.
Ezechiël 11:15 Mensenkind, het zijn uw broeders, uw broeders, mannen met het recht van lossing voor u, en heel het huis van Israël in zijn geheel, tegen wie de inwoners van Jeruzalem gezegd hebben: Houd u ver van de HEERE, ons is dit land als erfelijk bezit gegeven.
Ezechiël 12:6 U moet het voor hun ogen op uw schouder dragen. In het donker moet u het naar buiten brengen. Uw gezicht moet u bedekken, zodat u het land niet kunt zien, want Ik heb u als wonderteken gegeven voor het huis van Israël.
Ezechiël 12:9 Mensenkind, heeft het huis van Israël, dat opstandige huis, niet tegen u gezegd: Wat bent u aan het doen?
Ezechiël 12:10 Zeg tegen hen: Zo zegt de Heere HEERE: Deze last geldt de vorst in Jeruzalem en heel het huis van Israël, dat in hun midden is.
Ezechiël 12:24 Want te midden van het huis van Israël zal er geen enkel vals visioen of vleiende waarzegging meer zijn.
Ezechiël 12:27 Mensenkind, zie, die van het huis van Israël zeggen: Het visioen dat hij ziet, geldt voor over vele dagen, hij profeteert over verre tijden.
Ezechiël 13:5 U bent niet in de bressen geklommen, en voor het huis van Israël wierp u geen muur op om op de dag van de HEERE staande te blijven in de strijd.
Ezechiël 13:9 Mijn hand zal tegen de profeten zijn die valse visioenen zien en leugen waarzeggen. Zij zullen niet tot de kring van Mijn volk behoren, zij worden niet ingeschreven in het register van het huis van Israël, en komen niet in het land van Israël. Dan zult u weten dat Ik de Heere HEERE ben.
Ezechiël 14:4 Spreek daarom met hen, en zeg tegen hen: Zo zegt de Heere HEERE: Iedere man uit het huis van Israël die zijn stinkgoden in zijn hart doet opkomen en het struikelblok van zijn ongerechtigheid vóór zich zet en dan naar de profeet toe komt, Ik, de HEERE, zal hem als hij komt met de veelheid van zijn stinkgoden, Zelf antwoord geven,
Ezechiël 14:5 om het huis van Israël in hun hart te grijpen, omdat zij allemaal door hun stinkgoden van Mij vervreemd zijn.
Ezechiël 14:6 Zeg daarom tegen het huis van Israël: Zo zegt de Heere HEERE: Bekeer u, keer u af van uw stinkgoden en keer uw gezichten af van al uw gruweldaden.
Ezechiël 14:7 Voorzeker, iedere man uit het huis van Israël en uit de vreemdelingen die in Israël verblijven, die zich van achter Mij afwendt, zijn stinkgoden doet opkomen in zijn hart en het struikelblok van zijn ongerechtigheid vóór zich zet, en naar de profeet toe komt om Mij door hem te raadplegen – Ik ben de HEERE, door Mij zal hem antwoord gegeven worden.
Ezechiël 14:11 opdat het huis van Israël niet weer van achter Mij vandaan zal afdwalen en zij zich niet weer zullen verontreinigen met al hun overtredingen. Dan zullen zij Mij tot een volk zijn en Ík zal hun tot een God zijn, spreekt de Heere HEERE.
Ezechiël 17:2 Mensenkind, geef een raadsel op en leg een gelijkenis voor aan het huis van Israël,
Ezechiël 18:6 hij eet geen offermaaltijden op de bergen, slaat zijn ogen niet op naar de stinkgoden van het huis van Israël, onteert de vrouw van zijn naaste niet, heeft geen gemeenschap met een afgezonderde vrouw,
Ezechiël 18:15 hij eet geen offermaaltijden op de bergen, slaat zijn ogen niet op naar de stinkgoden van het huis van Israël, onteert de vrouw van zijn naaste niet,
Ezechiël 18:25 Verder zegt u: De weg van de Heere is niet recht. Luister toch, huis van Israël! Mijn weg is niet recht? Zijn niet veeleer uw wegen onrecht?
Ezechiël 18:29 Het huis van Israël zegt desondanks: De weg van de Heere is niet recht. Huis van Israël, zijn Mijn wegen niet recht? Zijn niet veeleer uw wegen onrecht?
Ezechiël 18:30 Daarom zal Ik u berechten, huis van Israël, ieder overeenkomstig zijn wegen, spreekt de Heere HEERE. Keer terug en bekeer u van al uw overtredingen, dan zal de ongerechtigheid u geen struikelblok worden.
Ezechiël 18:31 Werp al uw overtredingen, waarmee u overtreden hebt, van u af en maak u een nieuw hart en een nieuwe geest. Waarom zou u sterven, huis van Israël?
Ezechiël 20:13 Maar in de woestijn werd het huis van Israël Mij ongehoorzaam. Zij gingen niet in Mijn verordeningen en verwierpen Mijn bepalingen – de mens die ze doet, zal erdoor leven. Verder ontheiligden zij Mijn sabbatten zeer, zodat Ik zei dat Ik Mijn grimmigheid over hen in de woestijn zou uitstorten door een einde aan hen te maken.
Ezechiël 20:27 Daarom, mensenkind, spreek tot het huis van Israël, en zeg tegen hen: Zo zegt de Heere HEERE: Uw vaderen hebben Mij ook hiermee nog gelasterd dat zij trouwbreuk tegenover Mij pleegden.
Ezechiël 20:30 Daarom, zeg tegen het huis van Israël: Zo zegt de Heere HEERE: Hebt u uzelf verontreinigd op de manier van uw vaderen en bedrijft u hoererij met hun afschuwelijke afgoden?
Ezechiël 20:31 Ja, door het opheffen van uw offergaven, door uw kinderen door het vuur te laten gaan, verontreinigt u zich met al uw stinkgoden tot op deze dag. En zou Ík Mij dan door u laten raadplegen, huis van Israël? Zo waar Ik leef, spreekt de Heere HEERE, Ik zal Mij niet door u laten raadplegen!
Ezechiël 20:39 Wat u betreft, huis van Israël, zo zegt de Heere HEERE: Ga, laat ieder zijn stinkgoden maar dienen, ook hierna, want u luistert toch niet naar Mij. Ontheilig echter Mijn heilige Naam niet meer met uw geschenken en uw stinkgoden,
Ezechiël 20:40 want op Mijn heilige berg, op de hoge berg van Israël, spreekt de Heere HEERE, daar zal heel het huis van Israël Mij in het land dienen, in zijn geheel. Daar zal Ik in hen behagen scheppen en daar zal Ik uw hefoffers vragen, met het allerbeste van al uw geheiligde gaven.
Ezechiël 20:44 Dan zult u weten dat Ik de HEERE ben, wanneer Ik omwille van Mijn Naam met u niet zal doen overeenkomstig uw slechte wegen en uw verdorven daden, huis van Israël, spreekt de Heere HEERE.

[ericjan]

Vervolg:

Ezechiël 22:18 Mensenkind, zij die van het huis van Israël zijn, zijn voor Mij schuim geworden. Zij zijn allen koper, tin, ijzer en lood, midden in een oven. Zij zijn schuim van zilver geworden.
Ezechiël 24:21 Zeg tegen het huis van Israël: Zo zegt de Heere HEERE: Zie, Ik ga Mijn heiligdom ontheiligen, uw sterke trots, de lust van uw ogen en het dierbaarste voor uw ziel. Uw zonen en uw dochters, die u achtergelaten hebt, zullen door het zwaard vallen.
Ezechiël 28:24 Dan zal er voor het huis van Israël geen prikkende doorn of pijnlijke distel meer zijn onder allen die hen omringen en hen verachten. Dan zullen zij weten dat Ik de Heere HEERE ben.
Ezechiël 28:25 Zo zegt de Heere HEERE: Als Ik het huis van Israël bijeengebracht heb uit de volken waaronder zij verspreid zijn, en Ik door hen voor de ogen van de heidenvolken geheiligd word, dan zullen zij in hun land wonen, dat Ik Mijn dienaar Jakob gegeven heb.
Ezechiël 29:6 omdat zij voor het huis van Israël
Ezechiël 29:16 Dan zal het niet meer het vertrouwen genieten van het huis van Israël, een vertrouwen dat herinnert aan de ongerechtigheid van de tijd toen zij zich achter hen schaarden. Dan zullen zij weten dat Ik de Heere HEERE ben.
Ezechiël 29:21 Op die dag zal Ik voor het huis van Israël een hoorn doen opkomen en zal Ik u in hun midden een geopende mond geven. Dan zullen zij weten dat Ik de HEERE ben.
Ezechiël 33:7 En u, mensenkind, Ik heb u aangesteld tot wachter over het huis van Israël. U zult een woord uit Mijn mond horen en u moet hen namens Mij waarschuwen.
Ezechiël 33:10 En u, mensenkind, zeg tegen het huis van Israël: Dit hebt u gezegd: Omdat onze overtredingen en onze zonden op ons rusten en wij erin wegkwijnen, hoe zouden wij dan blijven leven?
Ezechiël 33:11 Zeg tegen hen: Zo waar Ik leef, spreekt de Heere HEERE, Ik vind geen vreugde in de dood van de goddeloze, maar daarin dat de goddeloze zich bekeert van zijn weg en leeft! Bekeer u, bekeer u van uw slechte wegen, want waarom zou u sterven, huis van Israël?
Ezechiël 33:20 Als u zegt: De weg van de Heere is niet recht, zal Ik u berechten, ieder overeenkomstig zijn wegen, huis van Israël!
Ezechiël 34:30 Dan zullen ze weten dat Ik, de HEERE, hun God, met ze ben, en dat ze Mijn volk zijn, het huis van Israël, spreekt de Heere HEERE.
Ezechiël 35:15 Overeenkomstig uw blijdschap over het erfelijk bezit van het huis van Israël, omdat het verwoest is, zo zal Ik bij u doen. U, Seïrgebergte en heel Edom, zult geheel en al een woestenij worden! Dan zullen zij weten dat Ik de HEERE ben.
Ezechiël 36:10 Ik zal de mensen op u talrijk maken, heel het huis van Israël, in zijn geheel. De steden zullen bewoond en de puinhopen zullen herbouwd worden.
Ezechiël 36:17 Mensenkind, toen het huis van Israël in hun land woonde, toen verontreinigden zij dat met hun weg en met hun daden. Hun weg was voor Mijn aangezicht als de onreinheid van een afgezonderde vrouw.
Ezechiël 36:21 Maar Ik spaarde hen vanwege Mijn heilige Naam. Het huis van Israël had die ontheiligd onder de heidenvolken waarheen zij gegaan waren.
Ezechiël 36:22 Zeg daarom tegen het huis van Israël: Zo zegt de Heere HEERE: Ik doe het niet om u, huis van Israël, maar om Mijn heilige Naam, die u ontheiligd hebt onder de heidenvolken waarheen u gegaan bent.
Ezechiël 36:32 Ik doe het niet omwille van u, spreekt de Heere HEERE, laat dat u bekend zijn. Schaam u en word te schande vanwege uw wegen, huis van Israël.
Ezechiël 36:37 Zo zegt de Heere HEERE: Opnieuw zal Ik hierom door het huis van Israël gevraagd worden om dit voor hen te doen. Ik zal hen even talrijk aan mensen maken als aan schapen.
Ezechiël 37:11 Toen zei Hij tegen mij: Mensenkind, deze beenderen zijn heel het huis van Israël. Zie, ze zeggen: Onze beenderen zijn verdord en onze hoop is vergaan, wij zijn afgesneden!
Ezechiël 37:16 En u, mensenkind, neem een stuk hout voor uzelf en schrijf daarop: Voor Juda, en voor de Israëlieten, zijn metgezellen. Neem dan een ander stuk hout en schrijf daarop: Voor Jozef, het stuk hout van Efraïm, en van heel het huis van Israël, zijn metgezellen.
Ezechiël 39:12 Het huis van Israël zal hen begraven om het land te reinigen, zeven maanden lang.
Ezechiël 39:22 Dan zullen zij die van het huis van Israël zijn, weten dat Ik, de HEERE, hun God ben, vanaf die dag en daarna.
Ezechiël 39:23 Dan zullen de heidenvolken weten dat zij die van het huis van Israël zijn, om hun ongerechtigheid in ballingschap zijn gegaan. Omdat zij Mij ontrouw waren, verborg Ik Mijn aangezicht voor hen en gaf Ik hen in de hand van hun tegenstanders, zodat zij allen door het zwaard vielen.
Ezechiël 39:25 Daarom, zo zegt de Heere HEERE: Ik zal nu een omkeer brengen in de gevangenschap van Jakob, Ik zal Mij ontfermen over heel het huis van Israël en Ik zal het opnemen voor Mijn heilige Naam.
Ezechiël 39:29 Ik zal Mijn aangezicht niet meer voor hen verbergen, wanneer Ik Mijn Geest over het huis van Israël heb uitgestort, spreekt de Heere HEERE.
Ezechiël 40:4 Toen sprak die Man tot mij: Mensenkind, zie met uw ogen, luister met uw oren, en neem alles wat Ik u zal laten zien, ter harte. U bent namelijk hierheen gebracht, opdat Ik u dit zou laten zien. Maak alles wat u ziet, aan het huis van Israël bekend.
Ezechiël 43:7 en Hij zei tegen mij: Mensenkind, dit is de plaats van Mijn troon en de plaats van Mijn voetzolen, waar Ik voor eeuwig wonen zal onder de Israëlieten. Zij die van het huis van Israël zijn, zullen Mijn heilige Naam niet meer verontreinigen, zij en hun koningen, met hun hoererij en met de dode lichamen van hun koningen op hun offerhoogten.
Ezechiël 43:10 U, mensenkind, breng het huis van Israël de boodschap van dit huis, zodat zij zich schamen vanwege hun ongerechtigheden, en laten zij het ontwerp meten.
Ezechiël 44:6 en zeg tegen die opstandigen, tegen het huis van Israël: Zo zegt de Heere HEERE: Het is voor u lang genoeg geweest met al uw gruweldaden, huis van Israël,
Ezechiël 44:12 Omdat zij de Israëlieten gediend hebben voor de ogen van hun stinkgoden en voor het huis van Israël een struikelblok van ongerechtigheid zijn geworden, daarom heb Ik Mijn hand tegen hen opgeheven, spreekt de Heere HEERE, en moeten zij hun ongerechtigheid dragen.
Ezechiël 44:22 Zij mogen zich geen weduwe of een verstoten vrouw tot vrouw nemen. Zij mogen alleen jonge vrouwen uit het nageslacht van het huis van Israël tot vrouw nemen, of een weduwe die weduwe van een priester is geworden.
Ezechiël 45:6 U moet als bezit van de stad een deel van vijfduizend breed en van vijfentwintigduizend lang geven, dicht bij het heilige hefoffer. Het zal bestemd zijn voor heel het huis van Israël.
Ezechiël 45:8 Dat deel van het land zal voor hem bestemd zijn als grondbezit in Israël. Dan zullen Mijn vorsten Mijn volk niet meer uitbuiten, maar zij zullen het land aan het huis van Israël geven, aan hun stammen.
Ezechiël 45:17 Op de vorst rust de taak te zorgen voor de brandoffers, het graanoffer en het plengoffer op de feesten, op nieuwemaans dagen en op de sabbatten: op alle feestdagen van het huis van Israël. Hij moet zorgen voor het zondoffer, het graanoffer, het brandoffer en de dankoffers om verzoening te doen voor het huis van Israël.
Hosea 1:4 Toen zei de HEERE tegen hem: Geef hem de naam Jizreël, want nog even en Ik zal de bloedschulden van Jizreël vergelden aan het huis van Jehu, en Ik zal het koningschap van het huis van Israël wegdoen.
Hosea 1:6 Zij werd opnieuw zwanger, en zij baarde een dochter. Daarop zei Hij tegen hem: Geef haar de naam Lo-Ruchama, want Ik zal Mij voortaan niet meer ontfermen over het huis van Israël, want Ik zal hen zeker wegvoeren.
Hosea 5:1 Hoor dit, priesters! Sla er acht op, huis van Israël!
Hosea 6:10 In het huis van Israël
Hosea 12:1 en het huis van Israël doet dat met bedrog.
Amos 5:1 Luister naar dit woord dat Ik aanhef over u, een klaaglied, huis van Israël.
Amos 5:3 voor het huis van Israël.
Amos 5:4 Want zo zegt de HEERE tegen het huis van Israël:
Amos 5:25 in de woestijn, veertig jaar lang, huis van Israël?
Amos 6:1 en tot wie het huis van Israël komt.
Amos 6:14 huis van Israël!
Amos 7:10 Toen stuurde Amazia, de priester van Bethel, een bode naar Jerobeam, de koning van Israël, om te zeggen: Amos heeft een samenzwering tegen u gesmeed in het midden van het huis van Israël. Het land zal aan al zijn woorden geen weerstand kunnen bieden.
Amos 9:9 en Ik zal het huis van Israël onder alle volken schudden,
Micha 1:5 en om de zonden van het huis van Israël.
Micha 3:1 en leiders van het huis van Israël,
Micha 3:9 en leiders van het huis van Israël,
Zacharia 8:13 Het zal gebeuren, zoals u, huis van Juda en huis van Israël,

[callista]

Allemachtig...
Ga je hier de halve Bijbel citeren?

[ericjan]

Allemachtig...
Ga je hier de halve Bijbel citeren?

Nee ik laat zien hoevaak G''d in het OT sprak over het huis van Israel wanneer Hij het had over Zijn Uitverkoren Oogappel, de Joden en dus niet de heidenen zoals Piebe onterecht aangaf.

[Piebe Paulusma]

Beste Ericjan,

Ik denk dat je mij verkeerd hebt begrepen. Het wordt door mij niet ontkend dat joden bij Israël horen, het enige dat ik zeg is dat Israël nooit een jood is genoemd. En die stelling heb je niet weerlegd.

Geheel Israël bestaat uit twaalf stammen, de tien noordelijke stammen zijn huis Israël (heidenen geworden door de verstrooiing Jer 3,8) en de drie zuidelijk stammen zijn huis Juda. En alleen de ingezetenen van huis Juda worden joden genoemd. Het bevreemdt me dat jij daar een probleem van maakt want ik zie het niet.

[peda]

Beste Ericjan,

Ik denk dat je mij verkeerd hebt begrepen. Het wordt door mij niet ontkend dat joden bij Israël horen, het enige dat ik zeg is dat Israël nooit een jood is genoemd. En die stelling heb je niet weerlegd.

Geheel Israël bestaat uit twaalf stammen, de tien noordelijke stammen zijn huis Israël (heidenen geworden door de verstrooiing Jer 3,8) en de drie zuidelijk stammen zijn huis Juda. En alleen de ingezetenen van huis Juda worden joden genoemd. Het bevreemdt me dat jij daar een probleem van maakt want ik zie het niet.

Een interessant document dat beschrijft hoe tijdens en direkt na de ballingschap in Babylon, het eerder bestaande verschil tussen de noordelijke ( Israel ) en zuidelijke staten ( Judea ) vervaagde, waardoor steeds meer geloofsgenoten collectief (als later Joden-genoemd) door het leven trokken.
https://www.israelendebijbel.nl/bijbelo ... stammen/93

Getalsmatig overtroefden in de historie de zuidelijken de noordelingen sterk.

[Piebe Paulusma]

Beste Ericjan,

Ik denk dat je mij verkeerd hebt begrepen. Het wordt door mij niet ontkend dat joden bij Israël horen, het enige dat ik zeg is dat Israël nooit een jood is genoemd. En die stelling heb je niet weerlegd.

Geheel Israël bestaat uit twaalf stammen, de tien noordelijke stammen zijn huis Israël (heidenen geworden door de verstrooiing Jer 3,8) en de drie zuidelijk stammen zijn huis Juda. En alleen de ingezetenen van huis Juda worden joden genoemd. Het bevreemdt me dat jij daar een probleem van maakt want ik zie het niet.

Een interessant document dat beschrijft hoe tijdens en direkt na de ballingschap in Babylon, het eerder bestaande verschil tussen de noordelijke ( Israel ) en zuidelijke staten ( Judea ) vervaagde, waardoor steeds meer geloofsgenoten collectief (als later Joden-genoemd) door het leven trokken.
https://www.israelendebijbel.nl/bijbelo ... stammen/93

Getalsmatig overtroefden in de historie de zuidelijken de noordelingen sterk.

Dank je, ik zal het later doornemen!

Paulus maakte nog wel onderscheid tussen huis Israël en huis Juda zo blijkt uit het citaat van Jeremia 31 dat hij aanhaalt. En ik meen dat de wilde olijfboom uit Romeinen 11 huis Israël vertegenwoordigt en de edele olijfboom huis Juda. Immers, zowel de edele als de wilde zijn beide olijfbomen en zowel de ingezetenen van huis Israël als van huis Juda zijn beide Israëlieten.

Romeinen 11
25 Want ik wil niet, broeders, dat u deze verborgenheid onbekend zij (opdat gij niet wijs zijt bij uzelven), dat de verharding voor een deel over Israël gekomen is, totdat de volheid der heidenen zal ingegaan zijn.
26 En alzo zal geheel Israël zalig worden; gelijk geschreven is: De Verlosser zal uit Sion komen en zal de goddeloosheden afwenden van Jakob;

De heidenen en joden maken de volheid van Israël, daarom nogmaals: huis Israël = de heidenen!

[peda]

Wat mij in het document frappeerde was dat het traject werd begeleid door verwijzing naar "'passende"' Bijbelteksten.
Dus geen historiciteit buiten de bijbel om, maar met behulp van. Daardoor krijgt het document een theologische kleuring, waarmede je het eens kunt zijn of niet, maar het dwingt wel tot argumentatie. Ten tijde van het leven van Paulus waren er wel nog steeds duidelijke verschillen in religieuze opvattingen tussen de "'kleine"' groep Samaritanen ( noordelingen ) en de grote groep van Judea volgers ( zuiderlingen/puriteinen ). Jezus was volgens de evangelie-verhalen niet negatief over de Samaritanen. Of hij zelf een Samaritaan was, daarover zwijgt hij ( ( Johannes 8 vers 48-49 ). Misschien duidde Paulus wel op het duidelijke religieuze verschil in opvattingen, tussen de vele ""puren'" ( waaronder diegenen die vanwege religieuze opvattingen van het noorden naar het zuiden waren vertrokken ) en de kleinere groep ""afvalligen "' en het uiteindelijk weer samen vinden ( geheel Israel zal zalig worden ).

[Piebe Paulusma]

Jezus was een jood van Juda, daarover bestaat geen enkel misverstand. Zie Hebr 7,14: Want het is openbaar dat onze Heere uit Juda gesproten is, op welken stam Mozes niets gesproken heeft van het priesterschap.

[Piebe Paulusma]

Eerder vandaag schreef ik:

Paulus maakte nog wel onderscheid tussen huis Israël en huis Juda zo blijkt uit het citaat van Jeremia 31 dat hij aanhaalt. En ik meen dat de wilde olijfboom uit Romeinen 11 huis Israël vertegenwoordigt en de edele olijfboom huis Juda. Immers, zowel de edele als de wilde zijn beide olijfbomen en zowel de ingezetenen van huis Israël als van huis Juda zijn beide Israëlieten.

Romeinen 11
25 Want ik wil niet, broeders, dat u deze verborgenheid onbekend zij (opdat gij niet wijs zijt bij uzelven), dat de verharding voor een deel over Israël gekomen is, totdat de volheid der heidenen zal ingegaan zijn.
26 En alzo zal geheel Israël zalig worden; gelijk geschreven is: De Verlosser zal uit Sion komen en zal de goddeloosheden afwenden van Jakob;

De heidenen en joden maken de volheid van Israël, daarom nogmaals: huis Israël = de heidenen!

In dit verband wil ik graag de volgende passage uit Jeremia 3 citeren:

16 En het zal geschieden wanneer gij vermenigvuldigd en vruchtbaar zult geworden zijn in het land, in die dagen, spreekt de HEERE, zullen zij niet meer zeggen: De ark des verbonds des HEEREN; ook zal zij in het hart niet opkomen; en zij zullen aan haar niet gedenken en haar niet bezoeken, en zij zal niet weder gemaakt worden.
17 Te dien tijde zullen zij Jeruzalem noemen des HEEREN troon; en al de heidenen zullen tot haar vergaderd worden, om des HEEREN Naams wil, te Jeruzalem; en zij zullen niet meer wandelen naar het goeddunken van hun boos hart.
18 In die dagen zal het huis van Juda gaan tot het huis van Israël; en zij zullen tezamen komen uit het land van het noorden in het land dat Ik uw vaderen ten erve gegeven heb.

Indien huis Israël en huis Juda inwisselbare begrippen zijn, ging dan Juda tot Juda? Nee natuurlijk niet, nogmaals het huis van Israël zijn de heidenen en het huis van Juda de joden. Lees met dat in ogenschouw genomen nogmaals de volgende passage.

Hebreeën 8
8 Want hen berispende, zegt Hij tot hen: Zie, de dagen komen, spreekt de Heere, en Ik zal over het huis Israëls en over het huis van Juda een nieuw verbond oprichten;
9 Niet naar het verbond dat Ik met hun vaderen gemaakt heb, ten dage als Ik hen bij de hand nam om hen uit Egypteland te leiden; want zij zijn in dat Mijn verbond niet gebleven, en Ik heb op hen niet geacht, zegt de Heere.
10 Want dit is het verbond dat Ik met het huis Israëls maken zal na die dagen, zegt de Heere: Ik zal Mijn wetten in hun verstand geven, en in hun harten zal Ik die inschrijven; en Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn.

Jeremia 31
31 Zie, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat Ik met het huis van Israël en met het huis van Juda een nieuw verbond zal maken;
32 Niet naar het verbond dat Ik met hun vaderen gemaakt heb, ten dage als Ik hun hand aangreep om hen uit Egypteland uit te voeren; welk Mijn verbond zij vernietigd hebben, hoewel Ik hen getrouwd had, spreekt de HEERE.
33 Maar dit is het verbond dat Ik na die dagen met het huis Israëls maken zal, spreekt de HEERE: Ik zal Mijn wet in hun binnenste geven, en zal die in hun hart schrijven; en Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn.

God sloot het nieuwe verbond dus met de heidenen waar de joden ook deel van konden uitmaken. Zie ook Romeinen 9:

24 Welke Hij ook geroepen heeft, namelijk ons, niet alleen uit de Joden, maar ook uit de heidenen;
25 Gelijk Hij ook in Hoséa zegt: Ik zal hetgeen Mijn volk niet was, Mijn volk noemen, en die niet bemind was, Mijn beminde.

Onder het oude verbond was huis Israël niet langer Gods beminde, daarom kreeg ze de scheidbrief (Jer 3,8) maar sinds de dood en opstanding van Christus zijn de rollen omgedraaid en maakte God een verbond met huis Israël.

[ericjan]

Beste Ericjan,

Ik denk dat je mij verkeerd hebt begrepen. Het wordt door mij niet ontkend dat joden bij Israël horen, het enige dat ik zeg is dat Israël nooit een jood is genoemd. En die stelling heb je niet weerlegd.

Geheel Israël bestaat uit twaalf stammen, de tien noordelijke stammen zijn huis Israël (heidenen geworden door de verstrooiing Jer 3,8) en de drie zuidelijk stammen zijn huis Juda. En alleen de ingezetenen van huis Juda worden joden genoemd. Het bevreemdt me dat jij daar een probleem van maakt want ik zie het niet.

Piebe, het zijn gevaarlijke vervangingsleer-leugens waarin jij verstrik bent en dat stelt mij verdrietig.

Ik zou weer vele pagina's reactie kunnen plaatsen van de citaten waarover men spreekt in OT al over Joden en of Jood.
Natuurlijk spreekt de Schrift over Joden of over het volk Israel en nooit over beiden tegelijk omdat het gelijke zaken betreft.
Dat feit bevestigd juist dat het volk Israel de Joden zijn, daar valt geen spelt tussen te krijgen.

Ging het in deze citaten dan ook over heidenen Piebe? (daarom had ik eerder deze ciataten allemaal gegeven)
Leviticus 17:3
Iedereen uit het huis van Israël die een rund, een lam of een geit in het kamp slacht of die juist buiten het kamp slacht,

Hier maakt de Schrift nadrukkelijk onderscheid tussen het Huis van Israel en vreemdelingen !
Leviticus 17:10
Iedereen uit het huis van Israël en van de vreemdelingen die in hun midden verblijven, die wat voor bloed dan ook gegeten heeft, tegen die persoon die dat bloed gegeten heeft, zal Ik Mijn aangezicht keren, en Ik zal hem uit het midden van zijn volk uitroeien.

Leviticus 22:18
Spreek tot Aäron, tot zijn zonen en tot al de Israëlieten, en zeg tegen hen: Ieder uit het huis van Israël en uit de vreemdelingen in Israël die zijn offergave aanbiedt overeenkomstig al hun geloften en al hun vrijwillige gaven, die zij de HEERE als brandoffer aanbieden

[ericjan]

Beste Ericjan,

Ik denk dat je mij verkeerd hebt begrepen. Het wordt door mij niet ontkend dat joden bij Israël horen, het enige dat ik zeg is dat Israël nooit een jood is genoemd. En die stelling heb je niet weerlegd.

Geheel Israël bestaat uit twaalf stammen, de tien noordelijke stammen zijn huis Israël (heidenen geworden door de verstrooiing Jer 3,8) en de drie zuidelijk stammen zijn huis Juda. En alleen de ingezetenen van huis Juda worden joden genoemd. Het bevreemdt me dat jij daar een probleem van maakt want ik zie het niet.

Een interessant document dat beschrijft hoe tijdens en direkt na de ballingschap in Babylon, het eerder bestaande verschil tussen de noordelijke ( Israel ) en zuidelijke staten ( Judea ) vervaagde, waardoor steeds meer geloofsgenoten collectief (als later Joden-genoemd) door het leven trokken.
https://www.israelendebijbel.nl/bijbelo ... stammen/93

Getalsmatig overtroefden in de historie de zuidelijken de noordelingen sterk.

Dank je, ik zal het later doornemen!

Paulus maakte nog wel onderscheid tussen huis Israël en huis Juda zo blijkt uit het citaat van Jeremia 31 dat hij aanhaalt. En ik meen dat de wilde olijfboom uit Romeinen 11 huis Israël vertegenwoordigt en de edele olijfboom huis Juda. Immers, zowel de edele als de wilde zijn beide olijfbomen en zowel de ingezetenen van huis Israël als van huis Juda zijn beide Israëlieten.

Romeinen 11
25 Want ik wil niet, broeders, dat u deze verborgenheid onbekend zij (opdat gij niet wijs zijt bij uzelven), dat de verharding voor een deel over Israël gekomen is, totdat de volheid der heidenen zal ingegaan zijn.
26 En alzo zal geheel Israël zalig worden; gelijk geschreven is: De Verlosser zal uit Sion komen en zal de goddeloosheden afwenden van Jakob;

De heidenen en joden maken de volheid van Israël, daarom nogmaals: huis Israël = de heidenen!

Onvoorstelbaar Piebe, dat jij dit geloofd, deze vervangingsleugens !
Omdat ik je inmiddels in een ander topic ook anders heb leren kennen kan ik alleen maar concluderen dat je vertrikt bent in vervangingsleer-leugens

Ging het in deze citaten dan ook over heidenen Piebe? (daarom had ik eerder deze ciataten allemaal gegeven)
Leviticus 17:3
Iedereen uit het huis van Israël die een rund, een lam of een geit in het kamp slacht of die juist buiten het kamp slacht,

Hier maakt de Schrift nadrukkelijk onderscheid tussen het Huis van Israel en vreemdelingen !
Leviticus 17:10
Iedereen uit het huis van Israël en van de vreemdelingen die in hun midden verblijven, die wat voor bloed dan ook gegeten heeft, tegen die persoon die dat bloed gegeten heeft, zal Ik Mijn aangezicht keren, en Ik zal hem uit het midden van zijn volk uitroeien.

Leviticus 22:18
Spreek tot Aäron, tot zijn zonen en tot al de Israëlieten, en zeg tegen hen: Ieder uit het huis van Israël en uit de vreemdelingen in Israël die zijn offergave aanbiedt overeenkomstig al hun geloften en al hun vrijwillige gaven, die zij de HEERE als brandoffer aanbieden

Hopelijk ben je hiermee overtuigd Piebe

[Piebe Paulusma]

In de teksten die jij citeert is er geen sprake van joden maar van Israëlieten en Israëliet en jood zijn geen inwisselbare begrippen zoals ik reeds eerder schreef. Israël bestaat uit huis Israël (de heidenen) en huis Juda (de joden). Jij gooit die begrippen steeds op een hoop en zegt dat het allemaal joden zijn, maar dat is absoluut niet Bijbels.

'Want ik wil niet, broeders, dat u deze verborgenheid onbekend zij (opdat gij niet wijs zijt bij uzelven), dat de verharding voor een deel over Israël gekomen is, totdat de volheid der heidenen zal ingegaan zijn'. (Rom 11,25)

Kennelijk bevalt het jou als heiden niet dat je ook bij Israël kan horen en gelijkwaardig bent aan de jood, maar mij dus wel! Halleluja!