Dirk schreef:
Zolderworm schreef:Er is leed omdat wij gewoon dieren zijn, homo sapiensen, die leven in de natuur. En een leven in de natuur geeft plezier maar ook leed. Dat zien we bij alle dieren en dus ook bij de mens.
Waar baseer je dit op? Je mag deze mening natuurlijk hebben, maar, zonder onderbouwing, zonder fundament, is het slechts een gevoel.
Laat ik als voorbeeld het menselijke territoriumgedrag geven:
Zo worden vooral vrouwen, maar ook mannen en kinderen, overal ter wereld nog steeds behandeld als lustobject in plaats van mens. Nog steeds wordt er alom gevochten om territorium en status. En mensen die niet genoeg status bezitten worden nog steeds achtergesteld en uitgebuit.
Zo is er bijvoorbeeld vrijwel geen groep zonder een eigen territorium, een dominantie-rangorde (en taakverdeling) en flirtgedrag.5
Aan de grenzen van het territorium wordt gecommuniceerd met buitenstaanders die het gebied naderen. Deze laatsten zullen de nodige voorzichtigheid betrachten, met name als ze de mensen in de groep nog niet kennen, en ze zullen zeker niet zomaar binnen stormen. Ze zullen kloppen, bellen of (bijvoorbeeld op het stadhuis tegenover een groep ambtenaren) bij een open deur keurig achter de balie blijven wachten. Vervolgens zal de groep onderzoeken of het wel veilig is de vreemdeling binnen te laten komen.
Als een onbekende bij ons aanbelt, ervaren we altijd een zekere vijandschap: 'Hé, verdorie. Wat nou weer? Ik zit net zo lekker m'n krant te lezen. Het zal wel weer zo'n zeurpiet zijn met een leesmap-aanbieding.'
Er is nauwelijks een grotere zonde denkbaar dan zomaar iemands achtertuin in stappen. Tenzij het 'vertrouwd volk' is.
Toch houdt het begrip territorium bij ons mensen veel meer in dan een lap grond, een huis of enkele kamers en een balkon waar we de beschikking over hebben. Dat ervaart iemand die voor gek wordt gezet of die geen vrienden heeft. Zo iemand voelt zich machteloos. Hem ontbreekt een niet-ruimtelijk territorium.
Aan de grenzen van het territorium wordt gecommuniceerd met buitenstaanders die het gebied naderen. Deze laatsten zullen de nodige voorzichtigheid betrachten, met name als ze de mensen in de groep nog niet kennen, en ze zullen zeker niet zomaar binnen stormen. Ze zullen kloppen, bellen of (bijvoorbeeld op het stadhuis tegenover een groep ambtenaren) bij een open deur keurig achter de balie blijven wachten. Vervolgens zal de groep onderzoeken of het wel veilig is de vreemdeling binnen te laten komen.
Als een onbekende bij ons aanbelt, ervaren we altijd een zekere vijandschap: 'Hé, verdorie. Wat nou weer? Ik zit net zo lekker m'n krant te lezen. Het zal wel weer zo'n zeurpiet zijn met een leesmap-aanbieding.'
Er is nauwelijks een grotere zonde denkbaar dan zomaar iemands achtertuin in stappen. Tenzij het 'vertrouwd volk' is.
Toch houdt het begrip territorium bij ons mensen veel meer in dan een lap grond, een huis of enkele kamers en een balkon waar we de beschikking over hebben. Dat ervaart iemand die voor gek wordt gezet of die geen vrienden heeft. Zo iemand voelt zich machteloos. Hem ontbreekt een niet-ruimtelijk territorium.
Nauw verbonden met territorium-verovering en -behoud is de hiërarchie in de groep.
Aangezien in onze groepen hiërarchie doorgaans niet wordt bepaald aan de hand van fysiek geweld -- primitieve groepen of oorlogssituaties daargelaten -- treedt er een ander wapen op de voorgrond: het gesproken woord. Binnen de groep zien we een voortdurende quasi-goedmoedige strijd van kleine plagerijtjes. Wie niet tijdig een gevat antwoord heeft, verliest onmiddellijk terrein. Iemand die nooit met een adequate 'tegenplagerij' voor de dag kan komen, verliest al gauw zoveel terrein dat hij tot helemaal onderaan in de hiërarchie afdaalt. (En vervolgens via pesterijen ertoe gedreven wordt de groep te verlaten.)
Over het algemeen echter lopen er enkele verschillende hiërarchische stelsels door elkaar heen. Maar er is altijd een zeker verband tussen de verschillende hiërarchieën. Iemand die in de ene hiërarchie geheel onderaan staat, kan onmogelijk in een andere hiërarchie geheel bovenaan staan. De diversiteit in hiërarchieën komt tot uiting in de verschillende soorten leiders die er zijn: de formele leider (de directeur), de informele leider (de ster van de personeelsfeestjes), leiderschap op grond van vakmanschap (de rot in het vak, die al veertig jaar bij de zaak is) enzovoort. Zij ieder hebben op het gebied van hun kwaliteiten veel status en veel territorium.
In de strijd om territorium en status vecht elk individu voor de voordelen van het bezit ervan. De basis van deze strijd is simpelweg de drang te existeren. Doch existeren is niet enkel 'er-zijn', maar ook voldoen aan strevingen waarmee de natuur ons heeft verblijd dan wel opgezadeld. Deze strevingen, de drang de ideaalsituaties werkelijkheid te laten worden, houden de territoriumstrijd in gang. De instinctieve oertypen zijn hier aan het werk. Territoriumbezit levert de mens de veiligheid en de vrijheid op om zich te kunnen ontplooien, dat wil zeggen: het in het collectieve onbewuste sluimerende instinctieve-oertypenbezit te laten 'ontkiemen'.
Die drang is zo sterk dat de mens van wie een flink stuk territorium wordt afgenomen, en daarmee de mogelijkheden tot ontplooiing, zich zeer beroerd en kwaad voelt.
Omdat ieder mens individueel voor territoriumbezit vecht, is er een strijd van allen tegen allen. Zelfs mensen die zich zeer nauw met elkaar verbonden achten, strijden voortdurend.
Het territorium is feitelijk een van de meest beroerde uitvindingen van de natuur.
Ook seksualiteit is nauw verbonden met territoriumstrijd en status. Voor mensen wiens uiterlijk het in een cultuurgemeenschap heersende ideaalbeeld benadert, is het heel wat gemakkelijker status en met name psychologisch territorium te verwerven dan voor mensen met een van het ideaalbeeld afwijkende lichaamsvorm. Dat geldt vooral voor vrouwen. Vooral in de westerse samenleving, waarbinnen er veel seksuele vrijheid heerst, valt dat patroon duidelijk te onderkennen. Naast de voortdurende territoriumstrijd op zich is er ook de voortdurende erotische interactie. Mannen en vrouwen maken zich mooi, verzorgen hun uiterlijk om in dit interactieveld succesrijk te zijn. Afhankelijk van de aard van de groep waarin men succes wil hebben kan dit om een driedelig pak gaan of een vale spijkerbroek en een bijna uit elkaar vallend leren jack.
Binnen bepaalde groepen kan juist een nonchalant uiterlijk de sleutel tot succes zijn of bijvoorbeeld een extreme make-up. In sommige groepen is het belangrijk te laten zien dat je dier bent onder de dieren. Een strakke broek, die de heupen en geslachtsdelen accentueert, het leren jack, dat de indruk van een stevige, dierlijke (met zwarte huid bedekte) borstkas versterkt, en allerlei scherpe, agressieve attributen moeten in zulke groepen benadrukken dat men sterk is en kan vechten als het moet.
Daar waar de idealiseringen binnen onze cultuur het meest op de voorgrond liggen, zoals in de televisiereclame of de wereld van de popmuziek, zijn seks en status rijk vertegenwoordigd. Een aantrekkelijk uiterlijk, kleding waarmee men zichzelf etaleert, het bezit van luxe artikelen, bewonderd worden; dat zijn belangrijke zaken op dit gebied. Een of andere popartiest staat met opvallende kleding uitgedost, heupwiegend op het podium oorverdovende muziek te maken. Hij is het sterke mannetjesdier dat zijn geslachtsdelen toont, een prachtige, gezonde pels heeft en met een krachtige roep laat weten dat hij heer en meester is over zijn stoffelijk, maar vooral ook psychologisch territorium en bereid tot paren. Geen wonder dat de meisjes in de zaal een natte broek krijgen en het toneel op willen. Ook zij zijn bereid.
Vooral Desmond Morris heeft de uiterlijke tekenen van de sterke invloed van de natuur op onze cultuur uitgebreid beschreven.
Om reclame te maken voor transformatie van de natuur wil ik in dit hoofdstuk in het bijzonder de negatieve invloed van die natuur op de samenleving benadrukken: de hardheid, het gebrek aan medemenselijkheid, die zo kenmerkend is voor de omgang van mensen met elkaar op deze Aarde.
Misschien is er ook echte liefde en zorgzaamheid; maar veel daarvan is toch verkapte eigenliefde. Overal waar de ander van wie we houden feitelijk ons bezit is, een middel tot bevrediging van behoeften, een middel om de eenzaamheid te verdrijven, om te voldoen aan seksuele verlangens, of eenvoudigweg om te voorzien in onze behoefte voor iemand te zorgen, is er sprake van eigenliefde. De natuur heeft er op genieuze wijze voor gezorgd dat mensen met een bepaald uiterlijk gevoelens bij ons wakker roepen die wij beschouwen als altruïstische neigingen, maar die in feite egocentrische aandriften zijn.
Zo houden we meer van onze eigen kinderen dan van die van een ander omdat onze kinderen iets van onszelf zijn.
Je kunt je afvragen in hoeverre de in zichzelf gecentreerde mens in gebondenheid aan de natuur altruïstisch kan zijn.
De 'kuddegeest'
Het meeste geweld zien we niet zozeer bij de strijd van individuele mensen tegen elkaar, maar bij de strijd van groepen tegen groepen.
De mens van de natuur uit, vanuit de instinctieve oertypen, kent de drang groepen te vormen. Hoewel sommige mensen er wel eens behoefte aan hebben alleen te zijn, is de mens van nature geen kluizenaar. Kluizenaars staan bekend als lieden die de neiging hebben zichzelf een zeker lijden op te leggen.
Het is moeilijk om exact bepaalde ideaalsituatie-beelden aan te wijzen die verantwoordelijk zouden zijn voor de neiging van de mens zich aaneen te sluiten. Maar het is duidelijk dat het functioneren binnen een groep de mens bevrediging van behoeften biedt.
(wordt vervolgd)