Hosea 14.
Het laatste hoofdstuk van het geschrift van Hosea is nu aan de beurt. Een hoofdstuk dat weer nieuwe hoop en moed geeft. Maar de profeet gaat ook in dit hoofdstuk niet voorbij aan de oorzaak van alle ellende die over Efraïm is gekomen. Die oorzaak is ongehoorzaamheid, weerspannigheid ten opzichte van God. Men wilde zelf bepalen hoe een god er uit moest zien, om zoveel mogelijk voorspoed te ervaren. Vertrouwen op buurlanden in plaats van alleen op God te vertrouwen. Iets van alle tijden en van alle plaatsen en daarom ook een waarschuwing voor ons. Met de lippen kunnen we ons vertrouwen op God uitspreken, maar stiekem toch onze verwachting baseren op menselijke instellingen.
We zien hier in dit hoofdstuk dat het volk zich, na de oproep van Hosea, met oprecht berouw tot God keert. Hosea zegt a.h.w. voor wat ze tegen God moeten zeggen. Ze moeten God vragen om hun zonden weg te nemen en beloven dat ze Hem zullen eren met de vrucht van hun lippen. (vers 2, en in SV en HSV vers 3).
Over dit vers heb ik pas iets bijzonders gelezen. De NBG51 vertaalt: wij bieden als offerstieren de belijdenis onzer lippen. De Statenvertaling heeft het over “varren” en in de kanttekening staat:
Of aldus: Varren, [te weten de varren, of jonge ossen] onzer lippen. Anders: varren [met] onze lippen; alsof zij zeiden: Wij weten wel dat Gij met het slachten en offeren der beesten niet tevreden zijt, daarom zullen wij U offeren de geestelijke offerranden van lof en dankzegging. Zie Ps. 50:14, en Ps. 69:31,32, en Ps. 116:12,13; Hebr. 13:15, enz.
De Naardense Bijbelvertaling heeft het over de “vrucht van de lippen” en de NBG51 zegt: “dan zullen wij betalen met de vruchten van onze lippen!”
Het woord dat in de ons bekende grondtekst gebruikt wordt is פָרִים priem dat “jonge stieren” betekent. Deze tekst wordt in het Jodendom aangevoerd om de lofprijzingen en gebeden aan God aan te bieden in plaats van offerdieren, om de ongerechtigheden weg te nemen, zoals in deze tekst staat. Maar uit vondsten van de 'dode zeerollen' en de 'Septuaginta' blijkt dat, er in deze tekst één Hebreeuwse letter is verschoven, zodat het woord 'offerstieren' niet klopt. Er behoort te staan: 'vrucht [van]'. De Masoretische hedendaagse meest gebruikte vertaling zou daarom grammaticaal niet correct zijn. Dit is natuurlijk heel belangrijk, want de bijbel leert dat er zonder bloedstorting geen vergeving is. (Hebr.9:22). Dit feit is door Joden aan het licht gebracht. Zie deze
video.
Het is een mooie belijdenis die vervolgens wordt uitgesproken. Ze beloven nooit meer God te zeggen tegen voorwerpen die met mensenhanden zijn gemaakt.
Wat ze zelf niet konden, gaat God doen. Hij zal hun afkerigheid genezen. Hij zal voor Israël; zijn als de dauw. God vergeeft, reinigt en geneest. Net zo als voor ons is het onverdiende genade. In Psalm 103:9 zegt David van God: “Hij zal niet altijd blijven twisten, nog eeuwig de toorn behouden”. De pracht van Israël zal zijn als van olijfbomen. We zien hier de link met Romeinen 11, waarbij Israël de “edele olijf” wordt genoemd. De boom zal heerlijk geuren, De mensen zullen in de schaduw van de boom zitten. Er zijn beloften voor koren en wijn, de landbouw zal gedijen. In vers 8 (9) staat een opmerkelijke zin:
”Door Mij is bij u vrucht te vinden”.
Dat geldt voor zowel de Israëlieten als voor de gelovigen uit de heidenen. Alleen God kan in ons, door Zijn Geest, bewerken dat we vrucht dragen. Het is allemaal Zijn werk, Zijn liefde voor ons.
Eigenlijk lezen we hier een soort samenspraak:
Efraïm zal zeggen: Wat heb ik nog met de afgoden te maken?
YHWH: Ik heb je verhoord en Ik zal naar je omzien!
Efraïm juicht: Ik zal voor Hem zijn als een groenende dennenboom.
YHWH: door Mij is bij u vrucht te vinden.
Ik wil besluiten met de tekst (HSV) aan het eind van dit hoofdstuk. Hierin wordt een vraag aan ons gesteld. Het is goed om onszelf die vraag te stellen en verwonderd te zijn over Gods liefdevolle ontferming maar ook over Zijn rechtvaardigheid, die het niet met onze zonde op een akkoordje gooit. Het kwaad moet worden uitgebannen. Alleen in gehoorzaamheid en in dienende liefde voor God is ons geluk gelegen.
Wie is zo wijs, dat hij deze dingen begrijpt, en zo verstandig dat hij ze kent?
De wegen van YHWH zijn immers recht,
De rechtvaardigen zullen daarop wandelen,
maar de overtreders zullen erop struikelen.
Rom.12:21 Laat u niet overwinnen door het kwade, maar overwin het kwade door het goede.