Op mijn levenslange reizen
-twijfel, donker achtervolgt mij
liefde blind holt voor mij uit-
zing ik steeds op andere wijzen,
over wie ik niet kan spreken,
zing ik “ooit mijn hart te breken,
ooit mijn hart voor jou te breken”.
Opgereisd, pas halverwege,
met een keel kapot gezongen
met een hart voor wie gebroken
kruip ik onder dorenstruiken,
druk mijn ogen in de aarde,
smeek dat nu het eind zal komen,
smeek de dood, dat hij zal komen.
Spoorloos trok voorbij de twijfel,
waar ik lag. De liefde keerde,
zag mij, bracht mij drank en spijze,
deed mij opstaan uit de dood.
Nog een leven zal ik reizen.
Nooit meer zonder reisgenoot.
Huub Oosterhuis
