Mozes wist de Naam niet van de God, die hem aansprak. Zelf had hij, als onderdeel van het Egyptische volk, al vele goden leren kennen. Ongetwijfeld had hij al wel gehoord van de God van de Israëlieten via zijn echte Levitische moeder, die als opvoedster van de jonge Mozes was aangesteld.Exodus 3:13-14 (NBV21) Maar Mozes zei: ‘Stel dat ik naar de Israëlieten ga en tegen hen zeg dat de God van hun voorouders mij gestuurd heeft, en ze vragen: “Wat is de naam van die God?” Wat moet ik dan zeggen?’ Toen antwoordde God hem: ‘Ik ben die er zijn zal. Zeg daarom tegen de Israëlieten: “IK ZAL ER ZIJN heeft mij naar u toe gestuurd.”’
Waar Mozes echter om vraagt, is niet de naam, in de vorm van een etiket of label, maar om de naam als autoriteit. Als ik naar de Israëlieten ga, hoe zullen ze dan weten, dat de God die mij naar hen toestuurt, autoriteit heeft.
God antwoordt Mozes in feite met een ‘omschrijving’ van het karakter of wezen van Zichzelf. Hij zegt: „IK_BEN (wie, welke, wat, dat) IK_BEN“. Letterlijk zegt de grondtekst (The Soncino Chumash) in Exodus 3:14 „אֶֽהְיֶ֖ה אֲשֶׁ֣ר אֶֽהְיֶ֑ה“.
De „Soncino Chumash“ geeft hierbij het volgende (Joodse!) commentaar:
IK BEN DIE IK BEN.
Rashi citeert een Talmoedische traditie waarin de herhaling van de woorden IK BEN God's verzekering aan Mozes betekende dat Hij Israël niet alleen zou redden van hun huidige lijden, maar hen ook zou bevrijden van alle toekomstige problemen. Toen Mozes dit hoorde over toekomstige ellende, schrok hij en riep uit: ‘Het kwaad is al erg genoeg!’ (waarom zou ik hen vertellen wat hen later te wachten staat?). Waarop God hem opdroeg tegen Israël te zeggen: IK BEN heeft mij tot u gezonden (zonder de verwijzing naar de toekomst).
Volgens Nachmanides betekenen de woorden IK BEN Gods eenheid, en Mozes werd speciaal opgedragen deze naam te noemen om het belang van nationale eenheid voor Israël te benadrukken, met de implicatie: 'Zoals Ik één ben, zo zijt gij allen één verenigd volk.
Volgens Rashbam zei God tegen Mozes: „Ik ben eeuwig en zal daarom vervullen wat Ik beloof“.
Sforno, die de woorden opvat in de betekenis van ‘bestaan’, interpreteert ze als een verwijzing naar Gods vastberadenheid om alle wreedheid en slavernij die het menselijk bestaan zouden vernietigen, uit te bannen.
De hele discussie over hoe God heet, is onzinnig. Het gaat in de Bijbel over de vraag Wie of Wat de identiteit of autoriteit van de ware God is. Met andere woorden wat stelt God wezenlijk voor. Hoe mensen Hem noemen is totaal irrelevant.