https://www.theologie.nl/stille-taal-be ... nnoembare/
Om toch over God te kunnen spreken is er een taal noodzakelijk waarin we het onbenoembare toch bespreken, God gaat alle concepten en taal te boven. Wat de apofatische theologie vooral beoogt is om niet God zelf te bedenken.
Als men schrijft: "God is een uitgestrekte woestijn" , dan wordt daar niet bedoeld dat God in de Sahara woont, maar dat God alleen ontmoet kan worden in de metaforische woestijn (de woestijnervaring). Het gebruik van het woord 'woestijn' geeft ook de Alteriteit van God aan. Maar het kan ook verwijzen naar de 40 dagen die Jezus in de woestijn doorbracht.Binnen de eerste groep kun je onderscheid maken tussen oneindige woorden, ontkennende woorden en sterk bevestigende woorden. De oneindige woorden hebben soms een ruimtelijke uitgestrektheid, in horizontale of in verticale richting. Andere zijn in zichzelf oneindig.
Bijvoorbeeld: oneindige horizontale woorden die Ruusbroec gebruikt, zijn (uit het Middelnederlands vertaald naar het hedendaags Nederlands): God is een uitgestrekte woestijn, God is een vloeiende en ebbende zee. Verticale woorden zijn: God is de afgrond, een draaikolk, grondeloosheid, hoogheid. Voorbeelden van in zichzelf oneindige woorden zijn: God is donkere stilte, duisterheid, eeuwigheid, eeuwige ledigheid.
Het vetgemaakte is een tegenstelling in zichzelf. Dergelijk taalgebruik in de negatieve theologie dienen niet in het denken te worden opgenomen. Het is het denken zelf wat al uit tegenstellingen bestaat, de reden waarom God niet gedacht kan worden. Zie ook bv het woord 'ongrond'. Grond = vastigheid. Het woord 'ongrond' is reeds een negatie in zichzelf. Dan vindt je je grond (bij God) zonder dat er grond is.Binnen die eerste groep woorden die niet direct met God overeenkomen, zien we ook tegenstellingen naast elkaar staan, tegenovergestelde woorden of begrippen die samen een oneindigheid weergeven. Zo schrijft Ruusbroec: ‘God heeft vele namen’, naast ‘God is onnoemelijk’. Of: ‘De afgrondelijke onbepaaldheid van God is zo duister en zo zonder bepaaldheid, dat zij in zich bevat alle Goddelijke bepaaldheden.’ Deze tegenstellingen zijn niet als plus en min tegen elkaar weg te strepen, maar komen samen op een hoger plan te staan, waar de lezer aanvoelt dat er iets boven-taligs aan de hand is. Het smaakt naar méér.
Het woord 'isheid' (of de zijnsgrond) is ook een mooi woord. Het verwijst naar de essentie van God zonder iets over God te zeggen. Isheid in positieve zin is iedere natuurlijke mens. Van iedere natuurlijke mens kun je de 'isheid' bepalen. Van God is dat onmogelijk. Of anders gezegd: de onbepaalde Isheid (God) brengt de bepaalde 'isheid' voort. Simpel toch? Als je de isheid (zijn) van iemand kunt bepalen dan kun je in negatie zeggen dat hij of zij God niet is. Bv: de koning is niet-God.Als tweede groep zijn er de woorden waarvan je zou kunnen zeggen dat ze wél met God overeenkomen. Ze verwijzen naar de essentie. Ze verwijzen zo naar zichzelf dat ze te vergelijken zijn met de bijbelse Godsnaam ‘Ik ben die Ik ben’. Ruusbroec gebruikt bijvoorbeeld: wezen, overwezen, isheid.
Met een dergelijke uitspraak bewijst Augustinus dat hij een man was met kennis en zonder ingebeelde kennis. Kort samengevat: de gehele schepping is niet-God. Alles waar we intellectuele of zintuigelijke kennis van hebben is niet-God. Dat beperkt onze kennis over God en dat is goed.De theoloog, filosoof en kerkvader Augustinus (354-430) bijvoorbeeld. God overstijgt ons begrip, hij is absoluut transcendent en bezit geen menselijke eigenschappen, zo stelt hij. Daarom zou hij het liefste zwijgen over God: ‘Wat doen we? Zullen we zwijgen? Was dit maar toegestaan! Misschien zouden we door te zwijgen iets denken dat een onuitsprekelijke werkelijkheid waardig is. Want al wat uitgesproken kan worden, is niet onuitsprekelijk. Maar God is onuitsprekelijk.’ Het begin van de Godskennis is: begrijpen wat God niet is, zegt hij. ‘Onwetendheid getuigt van meer Godsverering dan ingebeelde kennis.’
Wie de eenheidservaring met God heeft gesmaakt, die kent het 'proeven' van God. En die zal naar woorden zoeken in de mystieke literatuur. En er achter komen dat 'mystici' een eigen taalgebruik hebben, de negatieve theologie. Voel je niet uitgesloten door de negatieve theologie, de negatieve theologie kan voor jou ook de ingang/opgang tot God zijn.Het is intrigerend dat mystici, vanuit de praktijk van hun godsontmoeting, hetzelfde lijken te zeggen als de geciteerde theologen en filosofen, die voor je gevoel toch eerder theoretiserend te werk gaan. Wie een eenheidservaring met God heeft gesmaakt, zal in eerste instantie met stomheid geslagen zijn geweest. Maar daarna zoekt hij of zij naar woorden – getuige de enorme berg aan mystieke literatuur.